over 1 Samuel 15:1-35

Amalek

eeuwige vijand, stereotype of archetype

Inleiding

Naar aanleiding van 1 Samuel 15:1-35 gaat dit stuk over Saul en Amalek. In de betreffende passages in het boek Samuel krijgt Saul de opdracht van de Eeuwige bij monde van de profeet en richter Samuel om op te trekken tegen de Amalekieten. Hij moet het volk met vrouwen, kinderen en vee en al uitroeien. Geen gemakkelijk stukje geschiedenis van het volk van Israel heeft u mij voorgelegd!

Even wat voorgeschiedenis. Het volk van Amalek was al eeuwen de aartsvijand van de Israelieten. Het begon al tijdens de zwerftocht van de stammen Israels door de woestijn, toen ze net aan Egypte waren ontsnapt. De Amalekieten overvielen devoorttrekkende scharen. Met veel moeite en be-ezrat Hashem versloegen de in strijd nog ongeoefende Israelieten de verraderlijke overvallers.

In Deuteronomium wordt de verraderlijkheid en gemeenheid van Amalek nog gespecificeerd:
Amalek ontmoette de Israëlieten onderweg en overviel zonder reden in de achterhoede alle zwakken achterin, terwijl de Israelieten moe en uitgeput waren;
De strijd van de Eeuwige zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie staat er dan in Exodus en ook: de Eeuwige zal de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel uitwissen (Ex. 17:14-16).
In Deuteronomium wordt dat uitwissen door de Eeuwige gespecificeerd in specifieke opdrachten aan de Israëlieten, zij moeten het zelf doen: Deut. 25: 19 (HSV) Als de Eeuwige, uw God, u rust gegeven heeft van al uw vijanden van rondom, in het land dat de Eeuwige, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen, moet het zó zijn dat u de gedachtenis aan Amalek van onder de hemel uitwist. Vergeet het niet!


Inderdaad hebben de Israëlieten vele malen strijd geleverd met het volk van Amalek, soms met succes zoals toen Israel na de verspieders affaire wanhopig de strijd aanbond.(Num. 14:45) Ook Saul had al eerder strijd geleverd met de Amalekieten en hen verslagen, maar niet definitief. Nog steeds waren die gebiedende regels in het boek Deuteronomium/Dewariem dus van toepassing: wis de gedachtenis aan Amalek uit! Vergeet het niet!

Kennelijk had de oude richter Samuel (Sjmoeëel) zich dit rücksichtlose gebod van de Eeuwige inderdaad niet vergeten want hij beval Saul nietsontziend te werk te gaan. Deze keer kwam het erop aan, nu moest het grondig gebeuren Alle Amalekieten moest hij ombrengen, inclusief vrouwen en kinderen, inclusief al het vee, groot en klein: 3 Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel , aldus sprak de profeet met de autoriteit van een groot-ayatollah tot de koning.

Saul volvoerde de opdracht, maar toch net niet helemaal en net niet helemaal is helemaal niet in de ogen van de opdrachtgever. Het beste van het vee werd niet gedood; de koning en zijn leger namen het mee. Alle mannen, vrouwen en kinderen sloeg Saul met het zwaard, maar één man niet. de koning van de Amalekieten, Agag, die voerde hij met zich mee naar huis.



Dit tot ongenoegen van de Eeuwige en tot ontsteltenis van zijn middelaar Samuel die woedend de koning zijn nalatigheid inzake de opdracht voorlegt. Saul probeert zich er nog uit te redden. Het vee was immers bestemd tot dankoffer aan de Eeuwige. Het zou kunnen, maar het klinkt toch een beetje als een uitvlucht. Daarna geeft hij toe: ik was bang voor de aandrang van de soldaten, die kennelijk buit wilden. Dat is goed voorstelbaar want vaak is de buit ook de betaling van de soldaten..De koning vraagt Samuel vergeving, maar de oude profeet blijft onvermurwbaar. Het koningschap wordt hem ontnomen, verklaart Samuel, en de Eeuwige komt nooit op zijn besluiten terug, zo zegt hij.
Dan komt het geval Agag aan de orde, de koning van Amalek, wiens leven is gespaard, als trofee van de overwinning of uit een spoor van compassie, dat is de vraag.
De bejaarde richter beveelt de man voor hem te leiden, die nog denkt dat zijn leven zal worden gespaard, en houwt hem zonder pardon in vieren.

Het verhaal roept vele vragen op, onder andere de vraag, die vanuit het leerhuis is gesteld: moet de leider het kwaad tolereren? De vraag is nogal vaag en roept vele andere vragen op.
Wie is in dit verhaal of meer in het algemeen de leider of een nog veel grotere vraag: wat is het kwaad, sinds eeuwen al een kluif voor theologen en filosofen.

Om onder de bovenmenselijke last van een beantwoording uit te komen kan ik een soort common sense antwoord geven en zeggen: natuurlijk moet de leider het kwaad niet tolereren,
welke leider wil nu het kwaad tolereren? En dan zijn we klaar.
Maar zo kom ik er natuurlijk niet vanaf en daarom leg ik u een aantal beschouwingen voor, die Amalek bij mij hebben opgeroepen.

Het verhaal in zijn tijd

Laten we eerst eens helemaal in de huid van die tijd kruipen, de premiddeleeuwse stammensamenleving van Israel, die zich moet handhaven, in een veelheid van opportunistische en meestal vijandige volken, waaronder het volk Amalek, dat de Israëlieten keer op keer naar het leven heeft gestaan. Nog steeds is in de ziel van Israel de bittere herinnering gegraveerd van de allereerste kennismaking met wat een vijand is, toen ze op weg waren door de woestijn, een in de krijgskunst onervaren nog ongeordende massa, de verraderlijke overval op de achterhoede van vrouwen, kinderen en zwakken.

In de tijd van de Richteren is het idee van een globale samenleving nog ver buiten de horizon. Het centrum van de wereld is de stam en de andere volken zijn nog de absoluut andere vijanden, men kent nog geen oorlogsrecht en van de overwinnaar mag in de regel geen mededogen worden verwacht. Het is onze God, die aan onze kant staat en die nog geen erbarmen heeft met die anderen. Het is die God, die in een half theocratische samenleving die bittere herinnering aan Amalek stem geeft door zijn grootayatollah-achtige profeet, in de vorm van een order; een meedogenloos bevel om nu aan die eeuwige aartsvijand resoluut met wortel en tak een einde te maken Dat is vanuit een geschiedenis optiek.

Wie is de opdrachtgever

Maar als we weer uit die huid van die tijd kruipen en het verhaal bekijken op wat het ons als bijbelstuk nu wil leren, dan ligt het anders. Vanuit ons huidige tijdsgewricht, het referentiekader van de zogenaamde moderniteit, noemen wij de opdracht aan koning Saul zonder meer een opdracht tot genocide. Niet zozeer de ongehoorzaamheid van de koning aan God, c.q. de profeet is dan het kwaad, maar de gehoorzame uitvoering van die opdracht om een volk van de aardbodem weg te vagen.
Laat er geen misverstand over bestaan: ik als liberale jood zie de Tora en de Tanach als goddelijk geïnspireerd maar door menselijke geest ontvangen en door menselijke hand geschreven. Er is in de geschriften een progressie waar te nemen in de mate van verlichting waarin de divine inzichten zijn ervaren, waargenomen en opgetekend.
Van een partijdige stammengod, die gunstig gestemd moet worden met dierenoffers en die wanneer hij niet stipt gehoorzaamd wordt straft met plagen en nederlagen zien we een ontwikkeling naar een schenker van inzichten in universele waarden van gerechtigheid en compassie, gepaard aan een oproep aan de mensen die te realiseren. Een liberale opinion leader als John Rayner zegt het zo: Wanneer je jezelf eenmaal bevrijd hebt van dogmatische vooronderstellingen, kan niets ter wereld je er ooit weer van overtuigen dat de God van rechtvaardigheid en barmhartigheid, zoals hij in veel delen van Tenach naar voren komt, opdracht gaf op de genocide op de Amalekieten .

Vele passages in de Tora geven een ander beeld dan dat van de medogenloze wreker. In de verhalen van Avraham zien we die wending van de God van straf en vergelding naar een Essentie van gerechtigheid en compassie goed afgespiegeld.
Neem bijvoorbeeld de beroemde dialoog van Avraham met de Eeuwige over de verwoesting van Sodom en Gomorra (Sedom en Amorra). Daar waagt Avraham het erop de strenge godheid te bevragen en erop aan te dringen om de goddelijke boosheid op zondige stervelingen te matigen in het belang van gerechtigheid en compassie. Hier zien we, dat een mens nadenkt en zijn gevoel voor redelijkheid en recht ontwikkelt en in het geding brengt tegenover de goddelijke autoriteit. Ethiekprofessor Susan Neiman zegt (Is Morality Driven by Faith? Washington Post okt. 2008): Avraham was een ware man des geloofs, maar toch gebruikte hij zijn eigen morele redeneren op gevaar af van Gods woede. (…) Soms kan het in frage stellen van religieus gezag een morele actie zijn. Het verhaal van Avraham geeft aan, dat, als God ons verstand heeft gegeven, Hij ook de bedoeling heeft gehad, dat we dit zouden gebruiken – zelfs als dat zou betekenen, dat we daarmee de hoogste bevelen zouden uitdagen.
Als die arme koning Saul zijn orders stipt had opgevolgd, had hij zijn kroon behouden, maar als hij over die orders in discussie was gegaan, had hij de status bereikt van Avraham
.

Ook in het verhaal van Avraham, die geroepen wordt om zijn zoon Jitschak te offeren – het verhaal van de zg ‘akeda'(binding)'- zien we een wending weerspiegeld. Lag in het verhaal van Sodom en Gomorra het accent vooral op de gerechtigheid, hier gaat het om de overwinning van compassie op slaafse gehoorzaamheid.
Als ik het zo uitdruk volg ik de blikopenende visie van Rabbi Michael Lerner. Hij zegt over de akeda in zijn boek “Jewish Renewal”:
Op dit moment (als hij het gebod om Jitzchak te offeren hoort, RC) moet Avraham zich bezighouden met het centrale probleem van iedere religie en iedere historische manifestatie van G'd in de wereld: de moeilijkheid om de stem van De Ene te scheiden van de erfenis van pijn en wreedheid die de wereld beheerst en die ingebed zit in onze psyche.
De grootheid van Avraham is niet (curs. ML) dat hij zijn zoon naar de berg Moria …. neemt zodat hij hem kan offeren. Nee, de grootheid van Avraham is dat hij er niet mee doorgaat. ….. Op het laatste moment hoort Avraham de ware stem van De Ene, de stem die zegt, ‘Strek je hand niet naar de jongen en doe hem niets' …. De werkelijke G'd van het universum is niet de stem van de wreedheid die hij als kind ervaren en gehoord had; het is eerder een G'd van compassie en gerechtigheid die niet het offer van de onschuldige verlangt
.” (Lerner, 45).

De stem, die bij monde van Samuel opdracht gaf tot de uitroeiing van Amalek was vooral de stem van een door de wol geverfde, koppige grijsaard, de ex-generaal en priester, die Samuel was, een stem die misschien toen te verdedigen was als een ‘preemptive war', als een strategische zet in de toen bedreigende politieke situatie, maar die ons nu niet meer tot norm strekt.

Nou, dat is dan afgedaan en nu kunnen we overgaan tot de koffie. Maar u heeft recht op meer woorden van mij en los daarvan: de zaak is daarmee natuurlijk nog niet afgedaan. De muis van Amalek heeft nog een lange staart. Want Amalek speelt nog steeds een rol, zowel in het rabbijnse jodendom als in het politidke discours. We gaan eerst even kijken, hoe het rabbijnse jodendom door de eeuwen heen met de zaak Amalek is omgegaan.

Bestaat Amalek nog wel?

Voor een aantal rabbijnen van de Talmoed in de eerste eeuwen van de gewone jaartelling was het bevel om ook alle vrouwen en kinderen en het vee van Amalek om te brengen ook in die eeuwen al schokkend.
De rabbijnen vermelden een overlevering, waarin Saul al tegensputterde toen hij zijn opdracht kreeg. Hij zou tegen Samuel hebben gezegd (Yoma 22b) ,: (…) En als mensen hebben gezondigd, wat heft het vee dan gedaan? En als de volwassenen hebben gezondigd, wat hebben de kinderen dan misdaan? Maar op die redelijke vraag over wat rechtvaardig is kreeg hij geen echt antwoord; wel er zou volgens de overlevering daarop een stem hebben geklonken, die conform de Prediker (…) hem toeriep: Wees niet al te rechtvaardig!; dat klinkt als een kluitje in het riet

Ook vonden die rabbijnen de beschikking van Samuel om Saul als straf het koningschap te ontnemen – niet meteen, maar in ieder geval aan zijn nakomelingen – , omdat hij niet radicaal en wreed genoeg was, wel erg onbarmhartig.. Ze vonden, dat Saul er bekaaid vanaf kwam; hij zondigde één maal – namelijk door Agag te sparen - en verloor daardoor zijn kroon, maar kijk eens naar koning David, die zondigde heel wat keer en hij en zijn nakomelingen mochten gewoon doorregeren, zo merken die oude wijzen op; ze komen er ook niet helemaal uit, lijkt het.

Ook blijken de Amalekieten ondanks de verpletterende nederlaag tegen koning Saul nog te bestaan. Want koning David heeft ook met ze te maken, blijkt aan het eind van het eerste boek Samuel (1 Sam. 30: 17 ev). De Amalekieten plunderen er lustig op los en roven de vrouwen en kinderen van het legertje van de nog betrekkelijk jonge David. Deze verslaat de rovers met veel moeite. Maar vierhonderd jongemannen ontkomen en David maakt het vee buit. Nu is er geen woedende Samuel, die aan koning David straf uitdeelt en hem het koningschap ontneemt.
Uit die vluchtende jongemannen zal nog de meest beroemde Amalekiet voortkomen: Haman, de Agatiet, d.w.z. afstammeling van koning Agag, Haman, de grootvizier van de koning van Perzië, de man die nog een ultieme poging zal doen om wraak te nemen op de Joden van zijn tijd, een poging die verijdeld zal worden door Mordechai, een afstammeling van Kish, de vader van koning Saul,

Dat is allemaal lang geleden. Je kan natuurlijk zeggen: waarom nu zo moeilijk gedaan?
Het volk van Amalek bestaat al lang niet meer, dus we hoeven ons ook niet meer te pijnigen met de vraag of we ze wel of niet moeten uitroeien.
Zo redeneerden in de tijd van de Tannaïm, de vroege Talmoedrabbijnen in de zaak van een proselyt uit het volk van Ammon. Die wilde ook een lernavond bijwonen – die had je toen ook al - , een studiebijeenkomst van de geleerden. Rabban Gamliël had bezwaren, want zo staat geschreven zei hij, in Deuteronomium: (Deut 23: 3 ev)   Een Ammoniet of Moabiet mag niet in de gemeente van de Eeuwige komen; zelfs hun nakomelingen van de tiende generatie mogen tot in eeuwigheid niet in de gemeente van de Eeuwige komen,  vanwege het feit dat zij u onderweg niet met brood en water tegemoetgekomen zijn toen u uit Egypte wegtrok. Maar Rabbi Joshua zei: ‘wonen Ammon en Moab nog in hun oorspronkelijke woonplaatsen? Lang geleden trok de koning van Assyrië, Sancherib op en gooide alle volken door elkaar.' (Berachot 28a).
Daarop werd de Ammonitische student in de kring opgenomen.
Op die manier kan je dat ook laten geldenvoor het volk van Amalek.
Inderdaad hebben aldus ook een aantal rabbijnen uit de middeleeuwen geredeneerd.
Het is allemaal niet meer te traceren. Het probleem van Amalek lijkt daarmee afgedaan, het is een schijnprobleem.

Maar dat is toch niet de mainstream van het Joods gedachtegoed geworden. Wat als je nu zoals sommige gezaghebbende Joodse commentatoren zoals Maimonides van mening bent, dat Amalek nog wel degelijk bestaat. En wat als je het zoals velen vroeger en nu vindt dat de woorden van de Tora rechtstreeks van de Eeuwige afkomstig zijn en het dus niet mogelijk is een van zijn opdrachten aan Israel zomaar schrappen; een opvatting, die eeuwen lang de mainstream geweest in het joods-relgieuze denken en doen en die nog steeds wel opgeld doet.

Daarom moeten we toch dieper duiken in hoe in de loop der eeuwen met het begrip Amalek de belichaming van de oervijand is geworden.

Amalek in de Halacha

Vanaf de Talmoedische tijd zijn de geleerden bezig geweest om uit de Tora de opdrachten te destilleren, die de Eeuwige aan Israel heeft gegeven.
De middeleeuwse meester Maimonides heeft de standaard gezet: hij heeft 613 geboden gevonden en in een lijst samengevat, die sindsdien als norm geldt. Hij ging ervan uit, dat Amalek nog wél bestaat en vele collega's waren dat met hem eens. De overigens vaak zo modern aandoende, maar toch strenge meester heeft de geboden rond Amalek opgenomen in die zeshonderdendertien geboden (mitswot), als laatste drie komen ze in de lijst voor:

611. Herinner je altijd wat Amalek gedaan heeft (Deut. 25:17)

612. Het kwaad dat Amalek ons heeft aangedaan, mag niet vergeten worden (Deut. 25:19)

613. Vernietig het zaad, de nakomelingen, van Amalek (Deut. 25:19)

Wel oordeelde de geleerde, dat je niet als enkeling een individuele vertegenwoordiger van Amalek hoeft dood te slaan. Het gebod geldt alleen voor een natie. En volgens het oorlogsrecht, zoals Maimonides dat heeft geformuleerd in zijn hoofdwerk, de Mishné Tora, kan je niet zomaar zonder meer een wraakexpeditie ondernemen. Je moet als natie die oorlog wil voeren eerst een oproep tot vrede uitvaardigen alvorens de oorlog mag worden begonnen. Wordt die vredesoproep aanvaard door de potentiële tegenstander in die vorm, dat men belooft zich aan de Noachidische wetten te houden, dan gaat de strijd niet door, en dat geldt ook, als het Amalek betreft.
Andere geleerden dachten, dat het gebod zich slechts richtte tot een koning van Israel en die koning zal pas komen in de messiaanse tijd. Tot dat moment geldt de opdracht inzake Amalek niet.

Overigens zegt Maimonides (in de Moreh Nevoechiem/Gids der Verdoolden, III, 41), dat het motief om Amalek te vernietigen niet wraak is, maar het stellen van een afschrikwekkend voorbeeld voor andere volken om niet de slechte daden van Amalek na te volgen.
Andere volken worden zo weerhouden van dergelijke destructieve en verderfelijke daden.
Het doet ons in deze westelijke streken en moderne tijden als onbegrijpelijk aan om, zoals Maimonides doet, als afschrikwekkende daad en preventieve maatregel de genocide van een heel volk te billijken inclusief vrouwen, grijsaards, kinderen en dieren..Wel wordt door Maimonides het accent verlegd. Het gaat vooral om een dringende oproep de slechte daden van dat volk niet na te volgen.

Niet in alle codificaties worden de geboden om Amalek te vernietigen opgenomen. Zo is het opvallend, dat in de maatstafgevende codex van regels voor het juiste Joodse leven, de Sjoelchan Aroech, die in de 16 e eeuw is gemaakt door Rabbijn Jozef Caro, de Amalek geboden niet zijn opgenomen.

Amalek als beeld van de oervijand

Als Amalek nog onder ons is, zo'n beetje als een metafysische categorie van groeperingen, die uit zijn op de vernietiging van Israel, wie zijn dan als zodanig aan te merken? Dat is de vraag, die zich steeds weer stelde.

Velen, die evenals Maimonides geloofden, dat de oude erfvijand nog op deze aardbol was te vinden, hebben dan ook gepoogd Amalek te identificeren. Heel wat volken, naties en groeperingen die het slecht voor hadden met de joden werden aangemerkt als Amalek.
Een stoet ‘Amaleks' trekt door eeuwen geschiedenis langs. Het volk van Edom, de Romeinen, de Inquisitie kwamen achtereenvolgens voor deze betiteling in aanmerking en in de afgelopen eeuw, dat zal niet verbazen, de Nazi's en ook Stalin en de zijnen..
Ook de christenwereld, die zichzelf als het nieuwe Israel zag, kende zijn Amaleks. Paus Urbanus II vertelde de kruisvaarders, dat hij Mozes was en zij, de kruisvaarders, de Israelieten en de Moslims waren nu Amalek.
Volgens Maarten Luther, die zich ontpopte als een ware jodenhater, waren de Joden nota bene zelf Amalek, voorzover ze zich verzetten tegen Jezus.

In recente tijden zijn natuurlijk de Nazi-Duitsers genoemd als het Amalek bij uitstek. Een curieuze anekdote: toen in 1898 Theodor Herzl en Kaiser Wilhelm samen in Palestina waren om met elkaar te spreken, weigerde Rabbi Yosef Chaim Sonnenfeld de Duitse Keizer een hand te geven, want hij had gehoord via de Gaon van Wilna van de overlevering, dat de Duitsers afstammelingen waren van Amalek, dit dus decennia voor de Shoa!. Omwille van deze opvatting offerde Rabbi Sonnenfeld trouwens één van de grootste vreugden van een vrome man op, het zeggen van de zegenspreuk voor het zien van een koning..

Een aantal geleerde rabbijnen uit de vorige eeuw, en niet de minsten, zoals R. Joseph Dov Soloveitchik en R. Yitz Greenberg, waren van mening, dat iedereen, die de Joden haat, voortkomt uit het zaad van Amalek. Soloveitchik noemde de Nazi's, de Sovjet-Unie, Nasser and de Moefti.

Ook in de binnenjoodse wereld is er wel geslingerd met de kwalificatie van Amalek.
De alom gerespecteerde Rabbi Yisrael Meir Hacohen, bijgenaamd de Chafetz Chaim (1838-1933), die een beroemd werk heeft geschreven over zorgvuldig spreken, zei dat de Joodse communisten in Rusland van het zaad van Amalek waren.
http://press.princeton.edu/chapters/i8213.html

Intussen hebben we meer dan genoeg kennis gemaakt met de gevaren van stereotypering van mensen, groeperingen en naties met behulp van analogieën uit heilige geschriften of uit de religieuze geschiedenis.
Terecht steigeren we, wanneer om de haverklap een of andere boze scribent Hitler en de Nazi's van stal haalt om zijn verontwaardiging over vermeende misstanden te kruiden.
Het opwerpen van analogieën vanuit de religieuze geschriften, zoals de bijbel, in verband met huidige politieke of maatschappelijke constellatie is spelen met vuur en zorgen voor gevaarlijke spanningen in de religieuze, maatschappelijke en politieke sfeer.
We moeten alert blijven en daar ons steeds tegen verzetten.

Verontrustend is het daarom, wanneer ook tegenwoordig nog Amalek wordt gebruikt om Palestijnse of andere Arabieren te typeren. Vooral in de nationalistisch- religieuze kringen in Israel komt dat nogal eens voor. R. Ovadia Yosef, de onlangs overleden voorman van de Sefardische Joden, schrok er niet voor terug, een aantal jaren geleden minister Yossi Sarid van de door hem verafschuwde linkse Meretz partij als Amalek te betitelen en ook Yasser Arafat is destijds met Amalek geassocieerd. Wie meer wil weten moet maar eens op internet kijken.

Nu is de focus gericht op Iran. Hier is een geval, dat mijn extra aandacht trof.
De in Amerika bekende journalist Jeffrey Goldberg schreef een artikel in de New York Times (18 mei 2009) onder de titel ‘Israels Fears Amaleks arsenal', waarmee hij het atoomwapenprogramma van Iran bedoelde.
Daarin vermeldt hij, hoe hij een naaste medewerker van premier Netanyahoe had gevraagd , hoe de premier dacht over Iran en zijn atoomprogramma. Deze medewerker zei deze: denk aan Amalek. Goldberg schetst op grond daarvan, hoezeer volgens hem Netanyahoe denkt over Iran: als een existentiële bedreiging voor Israel à la Amalek. Goldberg concludeert daaruit, hoe gerechtvaardigd Netanyahoe daarmee een vernietigende aanval op Iran zou achten, in de sfeer van het bijbels gebod, dat je aartsvijand Amalek moet vernietigen.
Het maakt duidelijk, wat de gevaren zijn van dit gebruik van de Amalek analogie.
Om twee redenen is het gebruik van deze analogie absoluut af te keuren en te vermijden.

Amalek staat, zoals hiervoor uitgebreid al uitgelegd, voor de eeuwige aartsvijand van Israel.
Nu is het natuurlijk zo, dat Israel vijanden heeft en voortdurend alert moet zijn op vijandige acties, politiek of militair, vanuit de landen in haar regio, zoals de recente geschiedenis maar al te duidelijk heeft geleerd. Maar de betiteling van een groep natie met Amalek is daarin contraproductief. Het compliceert en verhardt nodeloos de toch al complexe politieke situatie. Het gelijkstellen van Iran met deze vijand uit bijbelse tijden schept een beeld van onontkoombare en eeuwige dreiging, het beeld een demonische vijand, waar nooit meer enige verandering van te verwachten is en waarvoor geen oplossing te vinden is.

Daar komt nog bij, dat Amalek vanuit de oude Bijbelteksten van Deuteronomium en Samuel de associatie met radicale uitroeiing, met genocide impliceert. Dat kan alleen maar het angstniveau bij de tegenstander verhogen en de toch al grote spanning nodeloos vergroten.
Want natuurlijk heeft de Israëlische regering geen plannen om het volk van Iran of welk ander volk genocidaal uit te roeien. Men zou toch de associatie met genocide ten koste van alles moeten vermijden en zich moeten opwerken als bestrijder van genocide nummer één

De zonde van Amalek

Het is de moeite waard om ons te verdiepen in wat nu het bijzondere kwaad is in de daden van de Amalekieten.. Wat maakt hun zonde zo bijzonder dat ze dit radicale bevel inzake hun uitroeiing over zichzelf hebben afgeroepen?

Aan de hand van de 20 ste eeuwse bijbelcommentator Nechama Leibowitz kunnen we misschien een stapje verder komen. Zij zoomt in op het slotzinnetje van Deut. 25: 18  Hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet. ????? ????? ???????? (We lo jar'ee Elohim)

Het is haar opgevallen, dat waar het heidense volken of personen betreft een zinnetje betreffende de vrees voor God, jirat Hashem, maar vier keer voorkomt. Dat moet dan iets betekenen.

We gaan die vier keer even na:
Genesis 20:11 Hier verklaart Abraham aan Avimelech, dat hij bang was, dat er in het huis van de laatste geen vreze Gods zou zijn, reden waarom hij heeft gezegd, dat zijn vrouw Sara zijn zuster was. “ Er is vast geen vreze Gods in deze plaats, daarom zullen zij mij omwille van mijn vrouw doden”.
Genesis 42:18  Jozef zegt in zijn hoedanigheid van Egyptische onderkoning tegen zijn broers, die hem niet herkend hebben,. Dat hij hen vrijlaat uit de gevangenis en hun leven spaart en hij zend ze weg met het zo benodigde koren. “Doe dit, zodat u in leven blijft, want ik vrees God”
Exodus 1 17 Gaat over de vroedvrouwen,.die de levens van de pasgeboren Israelitische jongetjes sparen ondanks het bevel van de Farao. Nechama gaat uit van de opvatting, dat de vroedvrouwen Egyptische vrouwen waren. Er staat: “De vroedvrouwen vreesden echter God en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had, maar lieten de jongetjes in leven”
De vierde keer is dan onze passage van Deut 25: 18 

Wat is dus de kern van godvrezendheid? Het gaat over de houding van de sterke en de machtige tegenover de zwakkere en de vreemdeling. Waar de vrees voor God niet bestaat loopt de vreemdeling in een vreemd land gevaar gedood te worden. Het gaat om de zonde van de machtige die de zwakke vreemdeling, die aan hem overgeleverd is, zonder enige reden doodt, misbruikt en nodeloos laat lijden. Godvrezendheid betekent, dat de machtige partij menselijk handelt en dat hij genadig omziet naar de Joodse vreemdeling in een vreemd land. Iets algemener:.
Dat Amalek God niet vreesde, betekende, dat Amalek niet zomaar alleen vijandig optrad, maar veel verder ging dan dat: hij overviel de net aan de Egyptenaren ontkomen Israelieten volkomen onverwacht en zonder reden, want de Israelieten waren niet op hun gebied. Daarbij overvielen ze de achterhoede, de groep van de zwakkeren, die dorstig, hongerig en uitgeput voortgingen. Hoe wreed ze waren, vermeldt de Tora niet, maar de midrasj heeft het over castratie van de mannen om zo de spot te drijven met de besnijdenis, aldus vermeldt Rashi ad locum.

Nechama Leibowitz heeft het niet over het nog steeds voorkomen van nakomelingen van Amalek, die geïdentificeerd en vernietigd moeten worden. Wel heeft ze het over het archetype “Amalek”. Ze zegt: ‘ Het “Amalek”, waartegen de Almachtige de eeuwige oorlog heeft verklaard is niet meer een etnisch of racistisch concept, maar het archetype van de perverse agressor die in iedere generatie de zwakken en weerlozen laat lijden'

Nechama Leibowitz poetst de in de Tora vermelde genocidale sanctie wel een beetje weg.

Maar goed, in haar redenering wordt Amalek tot een universeel criterium, waaraan we menselijk gedrag kunnen toetsen. Het geeft een omschrijving van waar we als mensdom goddeloos te werk gaan. Van macro- tot microniveau kan men zich afvragen: is er sprake van barbaars en zinloos geweld tegenover zwakke en weerloze mensen. En dan is op Makro-niveau overal in de wereld archetypisch Amalek geweld waar te nemen.
Daar tegenover mogen en moeten we optreden, maar zonder gebruik van stereotypering en niet met dezelfde barbaarse methoden als Amalek zelf heeft gebruikt of die de Eeuwige aan Israel en Samuel aan Saul heeft bevolen..
.

(gebruikte bronnen o.a. artikel prof. David Golinkin ( ARE JEWS STILL COMMANDED TO BLOT OUT THE MEMORY OF AMALEK? en inleiding boek Elliott Horowitz, Reckless Rites: Purim and the Legacy of Jewish Violence)