website for the descendants of the Dutch Cassuto's
familiedocumenten/family documents p.4b
family main page| name page | documents | pedigrees | photo galleries | sitemap | family news
written landmarks: account of George Cassuto
On these pages you will find the content of all kinds of family documents or excerpts or summaries of them; some in original form, some abridged or edited for readability.

page 4d.
George Cassuto Izn.: his memories of WW II
, impact on later life
page 1. letter Max Oct. 28 1945
page 1a. letter Max Nov. 19/20 1945
page 1b. letters Max December 1945
page 2. letter Ies and Lien Cassuto 1945
page 3. report Puck Cassuto about Pacific war

page 3a.first letter Puck Cassuto + Albert v. Zuiden after Pacific war
page 4. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, till hiding
page 4a. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, first time in hiding
page 4b. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, 1943 and 1944
page 4c. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, liberation and aftermath
page 4d. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, impact on later life
page 5. Hetty Winkel

These pages are dedicated to publishing parts of the interview held with George Cassuto Izn in 1996 about his experiences as a survivor of World War II in Holland. The interview was held in the scope of the so called Spielberg Project of WW II survivors. It is an this amazing account which we publish here - not exactly written, but noted down from spoken words of the tape.

The interview is in dutch but in time I will provide for a summary in English.
The questions by the interviewer are in bold.

The interview starts with a description by George of the family and its immediate past, mainly in the colony of the Dutch East Indies, from which the family returned to Holland in 1934. There passed a happy period, until the war broke out.
The first page deals with his being revealed in 1941 that the family is Jewish and the capture and release by the Germans of his father prof. Ies Cassuto Mzn.
The second page describes his going into hiding and the first period.
The next page contains the nerve racking last period of hiding in Leiden, where George meets his brother Ernest, lives through a raid of the Germans and then through the starvation winter of 1944.On the fourth page he remembers the last episod of the war, the liberation, some anxious moments, and the after war years: studying hard, participating in church life and deciding to become a minister. On this page he decribes his later life as a minister, his marriage and his gradually rediscovering his Jewish roots and judaism

U bent theologie gaan studeren?

En dat vonden mijn ouders heel erg naar, want ze zeiden in jou gaat een leraar verloren.
Je bent zo goed in Frans enz. Ik heb het toch gedaan. De dominee met wie ik te maken had zei, als het niet goed gaat kan je je nog altijd omscholen en wordt je alsnog leraar frans.

Had u een hele goede band met die dominee?

Ja, het was een hele fijne vent. Een buitengewoon bijzonder man en hij was ook zeer boeiend, z'n predikaties en zo.
Dus ik ben theologie gaan studeren, dankzij het feit dat ik een jaar had gewonnen door staatsexamen te doen, ik heb dus eerst een jaar aansluitend heel hard gevost, hebreeuws, theologie.

En daarna, toen ik dat examen had, ben ik het studentenleven ingedoken en ben daar dus zeer actief in geweest. Daar kwam bij dat de theologische studie mij niet zo interesseerde, bleek achteraf. Ik ben eigenlijk alleen een mens voor geschiedenis en talen.
Bovendien was het ook vreemd om zoiets te gaan studeren, terwijl je er helemaal niet uit voortkomt. Maar ja, ik had een paar jaar in de kerk gezeten, in Bilthoven. En daar was ik toch wel erg geboeid geraakt door allerlei zaken en mensen.

Maar toen het zover was dat ik dan zo'n beetje klaar zou zijn met de studie, toen zat ik met een probleem; ik ben van buitenkerkelijke joodse herkomst, ik heb nog nooit in een dorp gewoond en ik ben vrijgezel, wat moet ik nou doen?

Toen zei mijn dominee in de Kloosterkerk in Den Haag, je kan voorlopig een vacature vervullen bij mij als hulpje. Dus ik ben hulpje geworden, en dat bestond uit het jeugdwerk. Dat daar een gigantisch groot stuk werk was overigens. Heel leuk werk ook en ik ben dus jeugdpredikant, hulpje, geworden zal ik maar zeggen.
Dat heb ik drie jaar volgehouden en toen zei een van de ouders van mijn jongeren: wat ga je nu doen als je hiermee klaar bent? Toen zei ik, ja het blijft een probleem. Maar om een lang verhaal kort te maken, ik ben via die man, die vader van dat kind, ben ik in de marine gekomen.

Nog even teruggaand naar de kerk, kunt u zich nog herinneren dat u zich hebt laten dopen. Is dat een belangrijk moment geweest?

Ja, en toen heb ik ook eigenlijk niet helemaal bewust beseft wat ik deed, omdat mijn joodse identiteit op nulkommazoveel stond.

Was u niet bewust van wat u deed?

Nee, namelijk dat ik iets deed wat eigenlijk onmogelijk was.
Ik praat nu als alleen maar vanuit joods standpunt natuurlijk. Maar dat heb ik later pas begrepen:
dat opgenomen worden in het verbond, dat hoeft helemaal niet, want je bent namelijk al in dat verbond als geboren joods mens.
Dus later ben ik ook gaan weigeren als joodse mensen naar mij toekwamen om gedoopt te worden, dan zei ik dat kan niet, u bent joods. Je bent al in het verbond, de doop is wat dat betreft voor mensen die tot het geloof willen gaan behoren en er niet inzitten. Maar goed…

Maar op dat moment voelde u zich niet-joods?

Nee, voelde ik me niet-joods in wezen. Ik wist rationeel dat ik joods was, maar emotioneel niet, zo zou je het in het kort kunnen formuleren.

U wilde ook niet joods zijn?

Nee, nou als er mensen waren geweest die mij daarin betrokken hadden, misschien was dan het vlammetje opgekomen van wat er heel diep daar moet zijn geweest, maar die waren er dus niet. Ik geef de joodse wereld er helemaal niet de schuld van hoor, dat ik toen ben gedoopt, maar ik heb me laten schmadden.

U hebt ook nooit de neiging gehad op zoek te gaan naar u joodse roots?

Nee. Later heeft mijn vrouw daartoe bijgedragen, dat ik het ging doen, maar toen niet.
Gek he, achteraf begrijp je het niet, maar het is zo gebeurd.

En ik ben toen dus via die vader van een van de kinderen in de marine terechtgekomen. Toen was ik ook geen hulpje meer maar officieel, dus ik ben officieel bevestigd tot predikant in de kloosterkerk.

En terwijl ik bij de marine was bedacht ik dat ik het zo jammer vond dat ik niet mee het leven zou delen met een persoon met wie ik te maken had gehad in de jeugdwerktijd, met wie ik de kampen had geleid. Ik heb steeds op het punt gestaan om te zeggen, zullen wij enzovoorts. In die tijd was het nog zo dat een jongen een meisje vroeg, allemaal heel ouderwets natuurlijk, dat kan je nou niet meer voorstellen, maar goed, toen ging dat nog zo.
Dus toen ik hoorde, dat deze persoon uit de kloosterkerk ook nog steeds vrijgezellin was, ben ik plotseling naar haar toe gegaan en heb gezegd, joh, ik had het al een paar jaar geleden moeten doen, wat vind jij, en zij vond dat ook en dat is nog steeds dezelfde.
Ze was inmiddels jurist geworden, werkzaam in de scholenwetgeving, maar ze was ook violiste.
En wij zijn toen in Den Helder begonnen.

En wanneer bent u getrouwd?

In oktober 1961, toen was ik dus inmiddels twee jaar dominee bij de marine.

En u was veel weg in de marine?

Ja, ik was veel op zee, ik was een echte zeevarende man en dat heeft ze dus geaccepteerd. We hebben twee kinderen gekregen in Den Helder, Michiel en Carine, maar ik heb van begin af aan gezegd, ik doe dit vijf jaar en niet langer.

Nou, toen was een van de problemen opgelost, ik was geen vrijgezel meer.
Ik vond het ook eng om dominee op een dorp te zijn. Mijn vrouw was dol op dorpen, om in dorpen te wonen, en die zei ik help je wel, ik steun je wel. Ik vond dorpen ook eng, omdat ik me eigenlijk toch wel anders voelde dan een ander zie je. Het begon dus al het bewust worden ik ben niet zo als de anderen.

U hebt nooit het gevoel gehad dat u erbij hoorde?

Ik heb het gevoel gehad, dat er toch iets met me was, waardoor ik er niet helemaal bij hoorde. Heel gek eigenlijk he. En daar is mijn vrouw op in gesprongen.
Toen wij inmiddels naar een dorp waren gegaan, waar ik overigens daarnaast ook studentpredikant in de stad was, Groningen, toen zei mijn vrouw op een goede dag - je zou dat verwachten van een joodse vrouw , maar dat is ze dus niet - ze zei,
wat doet een joodse jongen als jij eigenlijk in de kerk, dominee te zijn.

En vanaf dat moment ben ik erin gesprongen.
En ben ik dus gaan studeren, naar sjoel* gegaan, naar de rabbijn later ….
Maar wat het gekke was, mijn vrouw is toen heel diep in het jodendom gedoken en uiteindelijk was zij degene die naar sjoel ging in Velp, toen was het nog Arnhem. Intussen waren we verhuisd naar Dieren in Gelderland.

Toen zei ze, vind je het goed als ik de oudste twee meeneem naar sjoel, ze moeten toch iets weten van hun erfenis. Als jij het dan niet doet …… zei ze dus.
Zij was daar in wat nu de liberale gemeente Arnhem is.
En we deden voor het eerst mee aan een seider**.
Mijn vrouw kwam terecht bij de "sjioeriem", dus: lessen, van rabbijn Aschkenasy*** in Arnhem, in het leerhuis. Toen ging ze zich opwinden, dat ze het hebreeuws niet verstond, ze wist niet wie "Jechezkel"**** was. Toen is ze dus weggegaan bij de Rabbijn en begonnen met hebreeuws, Ivriet dus in dit geval.
Heeft ze tien jaar gedaan.

En u ook?

Nee ik niet. Ik ben een jaar bij Rabbijn Yehoeda Aschkenasy geweest, maar ik ben geen hebreeuws gaan doen. Ik kende natuurlijk de heilige taal, "Lasjon ha-Kodesj", uit de bijbel.

Hoe was het voor u om vanuit de christelijke wereld de joodse wereld in te komen?

Bijzonder goed, het begon mij goed te doen.
Maar wat de doorslag eigenlijk gaf, was mijn ontdekking van enkele grote joodse geesten in Jeruzalem, waarvan de belangrijkste is David Fluesser, die op het voetspoor van mensen zoals Buber en anderen zijn doorgegaan en die dus het Nieuwe Testament zijn gaan onderzoeken na tweeduizend jaar.
En die ben ik toen gaan bestuderen en ook gaan beluisteren toen ze nog naar West Europa kwamen.

Toen zei ik tegen mijn vrouw: Jezus is helemaal niet degeen, die de christenen denken dat hij is, die bestaat helemaal niet, dat is de heidense, "gojs"-christelijke Jezus.
Jezus moet een heel ander iemand zijn geweest.
En van het nieuwe testament, daar snappen de mensen helemaal niets van.
Ze moeten naar Fluesser gaan luisteren. Die weet eigenlijk hoe het in elkaar zit.

Ik ben met mensen als Buber bezig gegaan en ook zijn grote vriend Rosenzweig, die zei: Jezus is voor de niet joden.
Om een lang verhaal kort te maken, langzamerhand begon ik dit in mijn werk in te brengen en uiteindelijk hield ik mijn predikaties, mijn "derasjot", eigenlijk alleen maar vanuit de joodse kant en voegde dan talmoedische commentaren toe.

Ik zei dus bijvoorbeeld: als de kinderen Israels door de Schelfzee zijn gekomen en aan de overkant staan te juichen met Miriam en de vrouwen, omdat ze het er levend hebben afgebracht, dan zeggen de engelen in de hemel tegen de Eeuwige onze God,
Eeuwige moet u nu ook niet mee feest vieren.
Dan zegt de Heer, hoe kan ik nu ik feest vieren als andere kinderen van mij zijn omgekomen.. Dat is een midrasj***** uit de Talmoed bij dat stuk over de Schelfzee.

Dat ging ik dus verwerken in mijn predikingen en onderricht.
En zo ben ik van dorp naar dorp gegaan, steeds weer een dorp en uiteindelijk werd het dus toch zo dat de mensen zeiden, ja maar wat moeten we daar nou mee, maar er waren toch vrij veel mensen die dit een goede zaak vonden en die zeiden, Jezus was geen japanner, hij was ook geen Australische aboriginal en geen eskimo, hij was een jood. Hij kan alleen maar vanuit de joodse setting dingen hebben verteld. Andere zeiden van ja, we zullen ons toch niet door een jood laten zeggen, dat is ook wat, die gingen weg.

Was dit voor u nog wel een werkbare situatie?


Het werd steeds moeilijker. Mijn vrouw werd steeds meer de joodse gedachtegang toegedaan; die geloofde al lang niet meer in de dogma's van de christenen.
En mijn dochter zei, ik ben helemaal geen christen, ik ben joods, hoewel ze dat "halachisch"*****8 niet was, nu is het dus wel, want ze is ook uitgekomen, zeggen we dan, orthodox, in Israël.

Hoe vonden u zoons het?

Ja, die zijn er helemaal in opgegroeid.
Toen ik kortgeleden een verhaal van negen bladzijden heb geschreven om mijn uittreden uit de kerk bekend te maken, zei mijn vrouw na een maand of vier, wat vindt Michiel eigenlijk van dit alles. Die heeft het stuk ook gelezen en die heeft ook een reactie. Ik zei, hij heeft nog niet zoveel gezegd. Ze zei je moet het hem toch eens vragen.

Hij is boer en tussen stal 1 en stal 2 zei ik, wat is eigenlijk jou reactie?
Zei hij, pap dat kan je toch niet vragen aan me. Ik ben er toch altijd bij geweest, en ik ben er een deel van. In het engels zou hij gezegd hebben I was part of it.

Mijn jongste zoon is dus heel duidelijk bezig met deze dingen en als hij ooit een joods meisje ontmoet is ie rijp voor een nieuwe cursus uitkomen. Maar hij is altijd zeer toegedaan geweest, hij heeft altijd naar mij geluisterd en hij was overal waar ik was. Hij zei, naar een gewone dominee kan ik niet luisteren. Gek he.

Ik ben dus via het Joods Maatschappelijk Werk uiteindelijk zover gekomen dat ik voor de tijd ben uitgestapt.

Hoe is dat gegaan?

Ik ging naar de conferentie van de ondergedoken kinderen in 1992 schat ik zo uit de verte in Amsterdam, kreeg daar dus ook de mededeling zoals dat iedereen dat kreeg, dat je met het JMW kon praten, heb ik dus niet gedaan, augustus 1992. In januari 1993 had ik een hartritmestoornis en zei de dokter, neem eens een paar vrije dagen.
Toen heb ik het JMW gebeld en gezegd ik heb een paar vrije dagen ik kom toch met u praten. Toen heb ik zes zittingen gehad met een maatschappelijk werkster en die zei uiteindelijk, joh, je moet er eerder uit. Je hebt een verscheurde ziel, je bent gewoon joods.

Een verscheurde ziel?

Ja, een verscheurde ziel.

En zo voelde u dat zelf ook?

Dat was ook eigenlijk wel zo.
Ze vroeg wanneer ben je er officieel aan toe, ik zei lente 1995.
Toen zei ze dan moet je lente 1994 eruit gaan, dat is binnenkort zei ze.
Je moet je mensen voorbereiden. Nou die vonden dat ook een heel goed idee en dat ik niet zou wachten tot een jaar later maar eerder zou gaan. Want ze hadden natuurlijk ook wel met me te doen natuurlijk. En ze zeiden je hebt dit nu bijna 40 jaar volgehouden, het is onmenselijk gewoon, als je er eerder uit kan moet je het doen.

Dus ik heb me daarop voorbereid, ik heb de gemeente voorbereid, dat ze iemand moesten zoeken in mijn plaats, en ik ben uiteindelijk dus in begin juni 1994 bijna een jaar voordat ik er eigenlijk uit zou stappen, heb ik afscheid genomen.
(....)
ik ben actief ik bij het JMW als vrijwilliger, en ik hoop dus ook een plaatsje te vinden ergens in de joodse gemeenschap.

En die zoekt u nog?

En die ben ik aan het zoeken op dit moment. Ben dus sinds afgelopen oktober niet meer lid van de christelijke kerk.

Dat is een grote stap voor u geweest?

Ja dat was een hele grote stap, ja. Zonder enige hard feelings ook. Ik ben ook helemaal niet tegen de christelijke kerk, ik vind ze moet alleen gereinigd worden van al hun anti-joodse dingen.

Tot slot had ik gevraagd of u wat wilde zingen

Het zijn maar een paar regels, "Zie hoe goed en hoe lieflijk is het als mensen die tot een huisgezin behoren, bij elkaar vertoeven, het is zoals kostelijke olie op het hoofd, het is als de dauw die van de Hermon afdaalt, afdruipt op de werken van Sion; vandaar gebiedt de Eeuwige tot in eeuwigheid zegen, namelijk leven……

(Hij zingt)

Heel mooi.
Ik wil nog even samen naar de foto's kijken.
Wie staan er op deze foto?



Op deze foto staan mijn twee broers Max en Ernest, het kleintje ben ik, en hij is genomen, ik denk 1933 in Bandoeng.

Is er een bepaalde gelegenheid geweest dat die foto gemaakt is?

Er kwam een hele goede vriend op bezoek,die een uitnemend amateur fotograaf was en die heeft toen een hele serie gemaakt van ons op verzoek van mijn moeder.

picture of George as a boy scout


Hier ben ik als welp gefotografeerd, ik was denk ik rond de 8 jaar, in 1937-1938. En ik was dus lid van het witte nest, zoals je kan zien.

picture of Ies Cassuto

Een foto van mijn vader Ies Cassuto, hij is hier gefotografeerd in Bandoeng, ik denk in 1933 en hij was toen 48. Ja.

picture of name plate of street name Abraham Bloemaertstraat

Dit is het naambord van een straat in Utrecht waar Abr. Bloemaertstraat, waar mijn ouders en ik bijna een jaar ondergedoken zaten bij de familie Spelbos.
In 1993 heb ik nog met een overlevende leden van de familie gevierd dat ik daar 50-jaar geleden ondergedoken zat. En bij deze festiviteit brachten de leden van de familie Spelbos als cadeautje dit straatnaambord mee, hoe ze er aangekomen zijn wilde ze niet zeggen. Maar het is een mooie herinnering aan die 50 jaar geleden.

1944 picture of Schouten family

Deze 7 jongelui zijn de kinderen van de familie Schouten, gefotografeerd in, denk ik, 1944 in Leiden, ze woonden in de Groenesteeg. En bij hen hebben mijn ouders, mijn broer en ik dus ondergedoken gezeten, daar vond ook op 30 augustus de overval plaats waarbij mijn broer gevankelijk werd weggevoerd en mijn moeder en vader en ik zijn ontsnapt. Ze heetten dus Schouten. De foto moet zijn uit 1943-1944.

picture of an identitycard with litlle photo of Ies Cassuto

Volgens dit persoonsbewijs moet dit het persoonsbewijs zijn van een zekere Laurens Quivooij uit Den Haag. Maar de foto is van mijn vader Ies Cassuto. Hij heeft bij het begin van zijn onderduiktijd dit valse persoonsbewijs gekregen en hij was dus 2 ½ jaar lang niet Ies Cassuto maar Laurens Quivooij. Na de oorlog is het uiteraard ongeldig verklaard.

Van wie heeft u dit bewijs gekregen?

Van een van de mensen van de illegaliteit, dus of van Jan Postumus of Lydia Winkel of Herman Zwart, dat waren onze drie begeleiders toen.

1946 picture of Ies and Lien Cassuto

Voorzover ik me kan herinneren is deze foto een tijdje na de bevrijding genomen van mijn ouders. Rechts zie je Lien Winkel, mevr. Cassuto zogezegd, en aan haar zijde mijn vader Ies Cassuto,
ik denk dat het in 1946 is, dat dit genomen is. Mijn vader was toen 61 en mijn moeder was 57.

Uw vader is nog gaan werken na de oorlog?

Hij heeft een brief geschreven aan het ministerie van koloniën, zoals dat toen heette, dat hij aanbood om ingezet te worden voor de opbouw van Indonesië.
Maar toen schreven zij dat ze hem niet nodig hadden dat hij te oud was.
(zie de brief op een van de silent witness pagina's, R.C.))
Dus hij heeft niet meer gewerkt.

Dit is een foto van het huis waar mijn ouders en ik en Meindert ondergedoken zaten in de lente van 1944 in Vroomshoop, bij de familie Blok. Toen we een aantal jaren geleden er nog eens langs reden, mijn zoon en ik, toen zagen we dat het huis was afgebroken, het staat er dus niet meer. Stationsweg 3 in Vroomshoop.

Wanneer is deze foto gemaakt?


Ja, hoe kom ik er eigenlijk aan, ik zou het niet weten, ik weet er helemaal niets van.
Ik denk dat de foto genomen is ver na de tweede wereldoorlog, en dat ik hem heb gekregen van een mevrouw in Bilthoven die, die een vriendin had die ontdekt had, dat een joods ondergedoken jongetje uit Vroomshoop nu dominee was in Bilthoven.
En toen heeft ze deze foto aan die Bilthovense vrouw gegeven en die zei wilt u hem hebben, tegen mij, dit is het huis waar u ondergedoken zat. Ik denk dat het zo is gegaan. Zo heb ik hem laat na de oorlog gekregen.

picture of boy George

Hier een foto van mijzelf ergens in 1946 genomen, vermoedelijk in de vierde klas van het gymnasium en ik zit op de achterste bank, vandaar dat de landkaart die achter in het lokaal was opgehangen mijn achtergrond vormt.
Zo zag ik er dus uit toen ik 16 was. Niet zo lang na de onderduiktijd.

marriage picture of George and Hanneke

Hier zien we mijn vrouw en mij, Johanna van Rooyen en George Cassuto op hun trouwdag 7 oktober 1961 in Den Haag in de Raadszaal aan de Javastraat.
Ik was toen werkzaam bij de marine en mijn vrouw was juriste bij de scholenwetgeving.

(......)

Wife Hanneke joins George

Ik stel aan u voor mijn wettige echtgenote Johanna van Rooyen, beter bekend als Hanneke of Channa. Wat zou het zonder jou zijn geweest, zeker niet wat ik nu ben.

Bent u het daarmee eens?

(Hanneke) Too much credit, nee dat is te mooi. Misschien heb ik iets bijgedragen dat wel, misschien heb ik hem af en toe een beetje wakker geschud. Maar, zeker weten zeggen ze tegenwoordig. Het is inderdaad heel gek begonnen met die ene gekke vraag die ik hem vrij achteloos moet hebben gesteld toen. Hoe kom je als jood in die kerk terecht. Eigenlijk zou je daar toch moeten horen en als je daar hoort dan ga ik graag met je mee.

U heeft nooit spijt gehad van die ene vraag?

(Hanneke) Geen seconde, het maakte het leven alleen een beetje gecompliceerd, met name voor de kinderen natuurlijk, logisch, niet in een eensgezind gezin opgroeien.
Ik bedoel in een gezin met twee stromingen. En zeker die tweede stroming werd steeds duidelijker aanwezig, met name de aandacht ervoor.
En ja het ene kind heeft het makkelijker meegenomen dan het andere kind.
Gezien de geaardheid van de kinderen, die alle drie totaal verschillend zijn. Maar ik heb geen spijt, absoluut niet.

Hoe groot is de invloed geweest van de onderduiktijd op u verdere leven?

(George) Ja, toch behoorlijk wel denk ik. Ja, het zijn toch de jaren geweest die bij mij toch altijd hebben doorgesuisd, doorgeruisd.

(Hanneke) Ik denk dat het, met name voor hem, ongelooflijk heeft doorgewerkt .... als je als opgroeiend jong mens het gevoel hebt er niet te mogen zijn dan is dat…..
Heb je ook verteld van Rothenburg?
(George) Nee, je mag het best vertellen.
(Hanneke)Wij waren in Rothenburg op vakantie en op de terugweg, terug naar Holland en wij hadden in de auto onze jongste David met z'n vriendje Jan-Kees, die ging vaak mee met ons, een niet-joodse jongen. In Rothenburg hadden we een hele akelige ervaring die ons ertoe heeft doen besluiten meteen weg te gaan.
Op de weg terug is hij een beetje gaan praten over van alles, ook om uit te leggen naar de jongste generatie en toen zei George:
ik had eigenlijk geen naam.
En een naam staat natuurlijk voor een leven.
En dat heeft een enorme indruk op de kinderen toen gemaakt, zeker op onze jonste zoon David die in de leeftijd kwam van nadenken over zijn vader en ik denk ook zeker op Jan-Kees, het goede vriendje van David, nog steeds, maar zeker op mij.
Want je kunt heel lang met iemand leven maar je kunt opeens door een zin het helemaal bij je naar binnen krijgen.
Hij heeft er in die tijd nier mogen zijn en dat is, denk ik, voor een stuk bij hem gebleven.
(George is tijdens dit verhaal duidelijk geraakt. Hij zegt:)
Het was een anti-semitische opmerking van een winkelier overigens. Jij zei toen, ik was nooit van plan in Duitsland binnen te komen maar nu ga ik helemaal niet meer.

Ik wil het hierbij afsluiten en u heel hartelijk bedanken dat u heeft meegewerkt.

*sjoel = gangbare benaming van sunagoge/common Dutch Jewish designation of synagogue
**seider=feestelijke rituele maaltijd op Joodse Pesachfeest/ ritual meal on Pesach
***Bekende Joodse leraar en oprichter van het Folkertsma Instituut voor Talmoedica/kown Dutch teacher in Talmud and Tora
****Jechezkel=Hebreeuws voor Ezechiel/Hebrew fot Ezechiel
*****midrasj=uitleg, vaak in verhaalvorm, van de Tora/explanation, often in the form of a story, of Tora
******halachisch/halachic=volgens de Joodse wet (Halacha) is alleen iemand met een Joodse moeder ook echt Joods/only a person with a Jewish mother is to be considered Jewish

 

back to documents survey page
back to the family messages
back to the family main page

back to family main page   to home
page Rob Cassuto