BOEK

home
| poetry| essays | columns | familyhumour | links |


OVERLEVER, een man kijkt na ruim dertig jaar terug op zijn jaren zestig van de vorige eeuw, novelle        

cover boekOVERLEVER
Daar issie dan: de novelle 'Overlever.

Een oude man ligt in een Belgisch ziekenhuis. Een paar dagen terug heeft hij een nieuwe lever gekregen, zijn lever eigen was na jaren van hepatitis c helemaal versleten. Hij kan de slaap niet vatten en kijkt terug op de tijd, dat hij het fatale virus heeft opgelopen. Zo herleeft hij de jaren zestig van de vorige eeuw, waarin hij zowel een veelbelovend jurist was op het ministerie als ook een junky in de prille Haagse drugscene, waar nog een waas van romantiek om hing. Kortom een kijkje in een tijd, die steeds verder van ons af raakt. Een verhaal waar een waas van tragiek om hangt, maar vonkjes van humor voor lichtheid zorgen. In eigen beheer uitgegeven en vorm gegeven door mijn lieve vriendin Minke Cannegieter. Lees hieronder de eerste bladzijden.
Belangstelling voor de hele novelle? Mail mij met naam en adres en we sturen je een boekje toe tegen overmaking van 6 euro (NL74INGB0001581146 ovv boekje) plus 3 euro verzendkosten.
Of gebruik formulier

1. Een schone lever

‘Er is een schone lever voor u‘, had de Vlaamse stem op zijn mobieltje gezegd. Louis stond voor het stoplicht, klaar om met zijn auto het drukke verkeersplein op te rijden, in zijn hoofd nog bezig met de afgelopen vergadering, toen het apparaatje afging. Hij slikte een stekelige brok weg. ‘Ik kom eraan', had hij eenvoudig gezegd en toen sprong het stoplicht op groen en reed hij het verkeersplein op. Naar huis waar zijn koffer al klaar stond. Een paar uur later na een lange taxirit door half Nederland kwam hij aan in het Belgisch ziekenhuis , dat bereid was gebleken om hem, bijna zeventig jaren oud , te verlossen van een versleten lever en middels een gecompliceerde operatie te voorzien van een nieuwe. Via de spoedopname en na de inleidende voorbereidingen - hartfilmpje, borst- en buikhaar scheren, klisma en nog zo wat = werd hij op een bed naar de operatiekamer gereden, door een lange gang waar op het plafond reuzenfoto's te zien waren van groene parklandschappen en blauwe luchten. Om de patiënten gerust te stellen natuurlijk, dacht hij Tegelijk herhaalde hij van binnen zijn mantra: shiviti Adonaj le-negdi tamied, steeds houd ik God voor ogen. Hij was een aantal jaren geleden tot zijn Joodse roots teruggekeerd en had een eigen praktijk van gebed en meditatie uit de Joodse traditie gedestilleerd. Of hij in God geloofde, dat was een te ingewikkelde vraag, maar de mantra bracht kalmte en vertrouwen. Het was de achtste dag van Pesach, een goed voorteken, toch. Zo lag de oude man omstreeks zeven uur in de beginnende avond op de operatietafel, klaar om de narcose te ontvangen, mondkapje, diep ademhalen en zoef daar gleed hij het rijk der vergetelheid in. Hij was nooit bang voor de narcose, het herinnerde aan vroeger tijden, toen hij de vergetelheid in allerlei chemische stuff welbewust had opgezocht.

Vier dagen zijn voorbij. De nacht is gevallen. Om 10 uur zijn de laatste controles – temperatuur, bloeddruk en dergelijke – gedaan en het kamerlicht is gedoofd. Boven het bed van de onlangs geopereerde man brandt nog een lampje, dat hij zo uit zal doen. De deur van de ziekenkamer staat half open en het licht uit de gang slaat scheef binnen en brengt een gedimde sfeer in het vertrek. Het liggen valt niet mee. Het lichaam wil woelen en draaien. Maar het kan niet en het mag niet. De slangen, de drains en de operatiewond staan dat in de weg. Hij kan alleen op zijn rug liggen. Gelukkig geen pijn. Een morfine pompje mag zo nodig verlichting geven, als hij op een knopje drukt. Vanmiddag was zijn vriendin weer op bezoek. Louis noemt haar zijn engel. Ze had over zijn hoofd gestreken en zijn hand vastgehouden.
‘Vertel nog eens, hoe was ik vlak na de operatie, toen je mij voor het eerst had gezien', had hij gevraagd. Zo dadelijk zou ze terug gaan, naar Nederland, de werkweek lag voor de boeg.
'Op de intensieve zorg lag je aan veel slangen en een indrukwekkende machine naast je', vertelt ze,
‘ je was aan het wakker worden en herkende me. Je ogen gingen open. ‘s-Avonds was je helemaal wakker en goed gehumeurd. Zelfs een grapje maakte je en je was helemaal helder. De beademingsslang was eruit. Je vertelde dat de professor langs was geweest. Twee chirurgen hadden geopereerd en elkaar afgewisseld. Ik heb foto's van jou gemaakt en van de apparatuur. Als we bij je kwamen moesten we een mondkapje op. Ik heb er één bewaard, met lippenstift erop. Ik wilde je hand vasthouden maar durfde niet vanwege het infectie gevaar.'
Een gevoel van diepe dankbaarheid welt in hem op. Hij ging door zijn nachtgebeden en schouwde terug op de lange weg, die hij gegaan was sinds de hepatitis hem in zijn greep bleek te hebben gekregen. Al die kuren en onderzoeken, die hij heeft ondergaan, komen nog eens voorbij. Het begon met jaren van slopende kuren met de medicijnen interferon en ribavirin om het hardnekkige hepatitis virus te verjagen, tevergeefs. Toen kwam de levertumor die met de modernste vernuftige ingrepen is weggehaald. Zijn toevlucht tot België, waar de mogelijkheden voor een oude man groter waren dan in Nederland. De vele vooronderzoeken, - maag, darm, longen, hart, botten, tanden, wat niet al - , die nodig waren vóór de transplantatie. De maandenlange spanning van het wachten op het telefoontje. Nu is alles voorbij en is de weg omhoog ingeslagen. Een geweldige opluchting doorstroomt hem. Lijf en leden, buik, hart en hoofd schieten vol met ruimte en warmte, perspectieven van een nieuw en vol leven tuimelen door hem heen.

Opeens schiet hij in de lach. Ach ja, het vlaams.
‘Allez, ge zaat ier wiere. Ebt ge nog paan aan uwe poep?', had een lieve verplegende aan hem gevraagd toen hij van een belastend darm- en maagonderzoek terug was gekomen op zijn kamer.
Hij vroeg wat ze precies bedoelde en na enige uitleg kon hij het vertalen: Ah, daar ben u weer. Heeft u nog pijn aan uw achterste? ‘Zet u maar in uwe zetel', zei ze en dat deed hij. Met Vlaams te verstaan had hij al moeite maar dit stadsdialect was volstrekt geheimtaal voor hem.
‘Hier in deze stad moet ge vier talen kennen', had een kamergenoot hem toen verteld, ‘Algemeen beschaafd Nederlands, algemeen beschaafd Vlaams, 't stadse dialect en ook Frans.' Talen interesseren Louis en hij had de man iets gevraagd over Vlaamse dialecten. De kamergenoot, een huisarts met nierproblemen en ook met interesse in taal, was zich aan het scheren en vanuit de spiegel sprak hij docerend: ‘Dat Frans is nog steeds belangrijk. Komt door de textielindustrie. Rond 1800 smokkelde een slimme Belg spin-, weef- en stoommachines uit Engeland naar deze stad. Zo werd de stad het Manchester van België. Toen was Engeland als afzetgebied natuurlijk niet meer mogelijk. De textiel ging allemaal naar het Franse achterland en de textielbaronnen spraken Frans en van de weeromstuit ook hun kinderen, de dienstmeisjes en al het personeel. Dat Frans vind je in het dialect nog terug. Koeketine, weet ge wat dat is?' ‘Geen idee', zei Louis. ‘Dat is een concubine. En een kabberdoeske? Een hoerentent. Weet ge waarvan dat komt? Napoleon had een classificatie van uitspanningen. “Cabaret un” was de sjiekste categorie en “Cabaret douze” de laagste categorie, vandaar. En ook leuk : het woord “kulberke”. Betekent weesjongen. Weesjongens droegen vroeger een colbertjasje. Ze kwamen zingen in de muziekkapel en dan kwamen ze uit het weeshuis in optocht over straat in hun colbertjasjes. Colbert-kes werd hun bijnaam, in de spreektaal werd dat: kulberkes. En ‘scheet' - hij toonde zijn scheermes – ‘dat is ook een echt dialectwoord voor scheermes'.
Nog een taalherinnering komt langs.
Toen Louis z'jn gebit onderzocht moest worden en hij met zijn kaak in een soort houder stond voor de foto opname, zei de assistente: ‘allez, placeert uwe voet ierzo bij het streepke, en let wel op uwe rijkoorden, éé'. Hij vroeg aan welke koorden ik moest trekken, maar ze bedoelde dat hij zo dadelijk zijn losse veters vast moest maken. Rijkoorden is dialect voor veters. In zijn geest maakt hij een lijstje van handige tips voor Nederlandse bezoekers van een Belgisch ziekenhuis: raadpleging = consult, onthaal =receptie, passeren = gebeuren, spijtig = jammer, embêtant = vervelend, pompsteen = toilettafel , voorschrift = recept , verschieten = schrikken, gerief = spullen, bagage, stappen = lopen, lopen = rennen en zo meer.

De slaap is nog in de verste verte niet in zicht en hij begint maar wat oefeningen te doen. De kinesist, zo noemen ze in Belgie een bewegingstherapeut, had een paar oefeningen met hem doorgenomen, voetje draaien, knieheffingen en zowaar had de kleine Belgische man hem met veel omzichtigheid in verband met alle slangen in een stoel (vlaams: zetel) gezet naast het bed, waarop hij tien minuten heeft gezeten als een koning op zijn troon. Een geweldige mijlpaal is dit, had hij gedacht.
Zijn brein zoekt de ingang naar de slaap maar kan hem niet vinden. De minuten kruipen langzaam voorbij, als een brede stroom die je nauwelijks ziet bewegen.
In het rusteloze brein van Louis komt het woord karma op, de wet van - soms schijnbaar kleine - oorzaken en - vaak veel later - grote gevolgen.
‘Hoe ben ik hier terecht gekomen, hier in dit Belgisch ziekenhuis', dacht hij. ‘Met in mij nu een lever, die ooit een volstrekt iemand anders heeft gediend, wie weet iemand die is omgekomen met het spoorongeluk, waar de kranten een paar dagen geleden vol van stonden.'
Met zijn engel aan zijn bed had hij er vanmiddag nog over gesproken, ‘over de absurde geschiedenis, die een leven lijkt te zijn, een grillige reeks van gebeurtenissen die naar het onontkoombare contingente nu leiden.'
Hij houdt van het woord ‘contingent'. Hij weet niet of hij het woord begrijpt, maar het ademt iets van het superbijzondere van het moment van nu, dat je niet kan herleiden tot iets algemeens, het is iets wat alleen betrekking heeft op jou, op dit moment en niemand anders.
Een gekke snik was opeens in zijn keel gesprongen en een weerbarstige traan had zijn wang nat gemaakt. Hij had gesproken over toen hij in de twintig was,. Jaren, waarin de naald uitkomst leek te geven tegen onbegrepen smarten, de naald die tegelijkertijd zeker en vast ook het hepatitis c virus in zijn lichaam had gebracht, de langzame sloper van levers. Zelfmedelijden, sprak hij zichzelf streng toe, maar de engel vond, dat het goed was om je emotie eens te uiten.
De kamerdeur piept licht en de nachtverpleegster komt langs. De rondgang van rond twaalf uur.
Even de infuuszakken, waaruit geduldig de druppels in zijn aderen dalen, controleren. ‘Alles goe?' ‘Alles goe'. Dan doet ze de kamerdeur dicht en is het aardedonker om hem heen. Vaak helpt het om in slaap te komen, als hij zijn geest laat terugglijden naar plekken in het verleden in een soort random zoektocht naar een rode draad, naar een onthulling van enige koers en vaak zeilt hij dan te midden van steeds warriger beeldflarden weg in de verlangde slaap.

2. Zijn eerste kamer


Hij ligt in een ruimtecapsule, zwevend door het heelal met uitzicht op een tijdloos universum. Boven hem een raam, een vierkante meter hemel, nachtblauw met een paar vage sterren. Het raam is het dakraam van het hok, dat hij bewoonde toen hij net afgestudeerd was. Zijn eerste eigen kamer van vijfenveertig jaar terug. Hij ligt op het opklapbed . Het hok ligt op de vierde etage van een enorm fin-de-siècle herenhuis aan een parkachtig plein in de Indische buurt van de stad, waar hij vanaf zijn kinderjaren had gewoond, Den Haag. Een pension, dat gerund wordt door twee homo's – mietjes heette dat toen - die in het ruime souterrain wonen. Hij is net thuis gekomen van zijn werk, zijn eerste baan, ambtenaar ten departemente. (wordt vervolgd)

Belangstelling voor de hele novelle? Mail mij en je komt op de lijst van geinteresseerden.




   
Zend mij toe de novelle Overlever . Ik heb 6 euro (NL74INGB0001581146 ovv boekje) plus 3 euro verzendkosten overgemaakt.
voornaam
achternaam
E-mail
straat en huisnummer
postcode
plaatsnaam
aantal ex.
eventuele opmerking
   
Na versturen popt een ingevulde email op, klik dan op verzenden