De
visie van Martin Buber
Mozes: sage en geschiedenis
Wat al meteen opvalt in het voorwoord van Martin Bubers "Mozes"
is dat de schrijver het onderwerp van zijn boek een geloofsgeschiedenis
noemt. Het gaat niet om een psychologische behandeling zoals Freud pretendeert
of om godsdienstgeschiedenis. Het gaat Buber erom dichtbij de tekst
te blijven en deze met allerlei middelen tot zijn oerinhoud te herleiden.
Een contrast met Freud is ook dat Buber geen waarde hecht aan de betiteling
"monotheïsme", ja deze zelfs als een dwaling beschouwt. Belangrijker
zijn de verschillende in de loop der tijden ontstane Godsvoorstellingen
en Godsrelaties, waaruit allerlei verschillende indelingen zijn ontstaan
binnen dit z.g. monotheïsme.
De enige bron omtrent Mozes is de bijbel.
Deze is op te vatten als een soort sage, niet echter als een verheerlijking
achteraf maar als de neerslag van een organische herinnering. Die heeft
soms de neiging een ritmische, poëtische vorm aan te nemen - en is dan
vrij onveranderbaar - of een meer lossere vorm en is dan vatbaar voor
allerlei latere aanslibsels en aanvullingen.
Later komt dan de meer concrete registratie van gebeurtenissen, veelal
door koningen geëntameerd, die zal uitlopen in geschiedschrijving.
De werkwijze van Buber is dan reductief: het afpellen van de aangegroeide
lagen en toevoegingen. Belangrijk is om in te zien, dat de kern van
de sage wordt gevormd door het enthousiasme van een overweldigende aan
het volk overkomen gebeurtenis en dit enthousiasme, dat aanleiding gaf
tor de herinneringen die de sage vormden, is wel degelijk een deel van
de geschiedenis: de ervaring van gebeurtenissen als wonder is geschiedenis
in het groot en vanuit geschiedenis te begrijpen en in historische samenhang
in te passen.
Zo zijn de gebeurtenissen rond de Sinai niet de historisering van de
mythe maar veelmeer een mythisering van de historie.
Twee elementen vallen in de Mozes-sage op, die verschillen van gebruikelijke
heldensagen en die bijdragen tot een sterker historisch gehalte.
De centrale figuren uit het verhaal zijn mensen gebleven en niet samengesmolten
met personen uit een godenmythologie. De centrale held is eigenlijk
alleen God die vooral via Mozes doorstraalt. Buber noemt dit kenmerk
van het verhaal een "heilige nuchterheid".
Een tweede element is dat het reeds de oerverteller al niet te doen
is om mooie of leerrijke sagen op zich, maar om de teboekstelling van
een continuïteit van elkaar opvolgende ongehoorde gebeurtenissen. Vervormd
misschien door de overlevering en om didactische redenen maakt het verhaal
toch de indruk van een historische neerslag, waarbij ook latere toevoegers
in de ban zullen zijn geweest van de drijfkracht uit die oertijd.
Het onderzoek zal daarom proberen via de Mozes zoals die nu in de bronnen
getekend is te naderen aan de Mozes zoals die ooit in die voortijd geweest
is
Daarbij benadrukt Buber om niet droog-analytisch terug te kijken en
de Mozessage als een projectie vanuit nieuwere tijden naar vroegere
te beschouwen, maar het Joodse geloof te zien als een authentiek geloof
dat werkelijk in die tijd van Mozes gestalte heeft gekregen en dat daarom
zowel onderwerp is van het onderzoek is maar ook zelf bepalende factor
is die de latere mensen, hun lot en geschiedenis heeft gevormd; de geschiedenis
is een heilige geschiedenis omdat het een geschiedenis van de mensen
en hun Godsverhouding, die zozeer hun handelen en lijden heeft bepaald.
naar pagina 9
|