De opdracht,
de plagen
Buber vat de levensweg van Mozes nu samen in de vier stadia:
1. de vlucht uit het vertrouwde, maar onderdrukkende; 2. de opname in
de verwante cultuur van de Midianieten en het herderschap, dus een teruggaan
naar de oude wortels; 3. de openbaring, het zien en horen, zoals Buber
zegt; 4. de demonische ontmoeting, die volgens Buber uit het leven van
een religieuze held niet is weg te denken, de demonische ontmoeting, die
ieder individualistische neiging tenietdoet.
Nu komt de wending naar de uitvoering van de goddelijke opdracht. Die
begint met de onderhandelingen met de Farao en de tien plagen.
De benadering van Buber is een soort derde weg: tussen de weg van de traditioneel
gelovige, die alles letterlijk neemt en de weg van deskundige die de verhalen
begrijpt als literatuur; daartussen ligt de benadering van Buber, die
het overgeleverde gebeuren niet opvat als kroniek maar ook niet als zuiver
verdichtsel.
Wat is de kern van het gebeuren van de ontmoetingen met de Farao en de
plagen?
Buber vat dan Mozes op als de eerste profeet - zij het een zeer bijzondere
- in de reeks profeten die Israel gekend heeft. Het is dan niet zozeer,
dat hij als een tovenaar allerlei wonderen bewerkstelligt, maar meer dat
hij als profeet met een heilige opdracht profetische woorden spreekt en
natuurgebeurtenissen, die zeer wel denkbaar plaatsgevonden kunnen hebben
- een aantal plagen acht Buber best historisch aanvaardbaar - , profetisch
duidt als tekenen van Farao's verstoktheid. In tegenstelling tot de meeste
latere profeten heeft hij bij de koninklijke autoriteit uiteindelijk wel
succes.
In mijn eigen woorden: het wonder schuilt in de parallelliteit van de
opdracht van Mozes en zijn ontzag wekkend optreden met geweldige en catastrofale
natuurprocessen die zich voordoen en die Mozes weet op te nemen in zijn
duiding.
Pesach
Dan is er Pesach. Ook hier gaat Buber tegen de stroom van interpretatoren
die Mozes' instelling van en voorschriften omtrent het Pesach-maal alsmede
het verhaal van de uitvoering ervan opvatten als late invoegingen in Exodus.
Het is mooi hoe Buber - zich inlevend in de overwegingen van Mozes - komt
tot een kern, een empathische reconstructie naar een waarschijnlijk waarlijk
historisch gebeurd zijn.
Hij neemt aan dat er werkelijk door het volk een Pesach-maal is gehouden
en dat een belangrijk motief van Mozes om het in te stellen was een groepsdynamisch,
zo men wil, een volkspsychologisch motief: het op een zelfde moment gezamenlijk
een rituele maaltijd nuttigen helpt belangrijk mee om de in de loop der
eeuwen verzwakte onderlinge band als volk te verstevigen. Daarvoor zou
hij het oude Semitische herdersmaal van stal hebben gehaald. Dit maal
werd in de lente gehouden, waarbij eerstgeboren bokjes werden geslacht
en de demonen werden geweerd door hun bloed aan de tentpalen te smeren.
Het woord Pesach komt van het werkwoord "pasach", dat pas later
"overslaan om te ontzien" is gaan betekenen; oorspronkelijk
betekent het huppelen van het ene been op het andere en kan het geduid
hebben op een rituele reidans ("chag" = "feest" betekent
ook oorspr. reidans), die wellicht ook werkelijk is uitgevoerd en die
de uittocht al voorafspiegelde.
Daarmee is aldus Buber, Pesach van een ritueel bezwerend feest het Geschiedfeest
bij uitstek geworden.
wonder
De splijting van de Rode Zee. In dit gebeuren, zoals het in zijn kern
tot ons is gekomen, ziet Buber de duidende rol van Mozes, de profeet Mozes
die vertrouwt op de goddelijke leiding en de wonderlijke samenloop van
de nood van het achtervolgde volk en de merkwaardige en ingrijpende natuurverschijnselen
duidt als wonder, sterker nog doorziet als een ingrijpen vanuit een hogere
macht. Wat Buber hier te berde brengt over het begrip wonder is een letterlijk
citeren waard:
"Het in de historische beschouwing toelaatbare begrip 'wonder' is
om te beginnen te definiëren als een niet op te heffen verwondering.
De filosoferende en de religieuze mens bezien beiden de fenomenen met
verwondering, maar de ene heft deze verwondering in het ideële tot-inzicht-komen
op, terwijl de andere erin blijft; geen inzicht kan aan zijn verwondering
afbreuk doen en een causale verklaring doet deze slechts nog toenemen.
De grote wendingen in de menselijke geloofsgeschiedenis zijn daarin gegrond,
dat steeds weer een enkeling en een met hem samenhangende gemeenschap
een verschijning in de natuur of een gebeuren in de geschiedenis of beide
tegelijk, maar steeds iets, wat in het leven van deze enkeling of deze
gemeenschap op beslissende wijze ingreep, met niet
op te heffen verwondering, als wonder, ervoeren en waarnemen. Dat is dan
weliswaar pas de aanloop tot het historische begrip 'wonder', maar die
is er niet van weg te denken. Wonder is niet iets 'bovennatuurlijks' of
'bovenhistorisch', maar een gebeuren, dat zich geheel en al in de objectief
kenbare samenhang van de natuur en de geschiedenis laat opnemen; iets,
dat echter door zijn betekenis voor het leven van degene die het ervaart
de zekerheid van al zijn kennis en van de vaste kenvormen 'natuur' en
'geschiedenis' doet wankelen. Wonder is eenvoudig datgene, wat gebeurt,
voor zover het de mens, die bereid is het als wonder te ervaren, raakt.
Het buitengewone zal dit begunstigen, maar het is niet het kenmerkende
van het gebeuren; ook het allergewoonste kan, in het licht van een moment
van genade, als wonder verschijnen"
Even later voegt hij daaraan toe:
"Het werkelijke wonder betekent, dat in het verwonderend ervaren
van het gebeuren de gangbare causaliteit a.h.w. transparant wordt en de
aanblik vrijgeeft van een sfeer, waarin gehandeld wordt door een enkele,
niet door andere machten beperkte macht".
de sjabbat
Weer een wonder: de kwakkels en het manna dalen neer voor het hongerige
volk. En weer vernieuwt Mozes een - naar Buber meent een al lang bestaande
- oude instelling: de sjabbat.
Want: "Mozes ziet in de sabbath niet slechts een mensenwet, maar
een wet die ook daarbuiten geldt en die men slechts te ontdekken en in
zijn betekenis open te leggen heeft. En zo is het altijd met stichters
geweest: zij hadden niet het nieuwe op het oog, maar datgene, wat er van
oudsher en eeuwig is; datgene wat er altijd weer is, wat er in het Zijn
van de wereld ingelegd is en van daaruit ontdekt en openbaar kan worden."
Dat is dan de derde vernieuwing; de eerste was de nieuwe Godsnaam voor
de door Abraham al bevroedde almachtige, de tweede de omvorming van een
oud feest tot Pesach.
Buber doet de suggestie dat Mozes de sjabbat als speciale dag bij de Midian-bedoeienen
heeft leren kennen maar deze heeft ontdaan van magische aspecten en oude
taboes door hem nu aan G'd te wijden, waarbij hij ook weer de volkseenheid
bevorderde.
Het sociale
element en het kosmische element horen bij elkaar: Ex. 23, 12 en 31, 17:
Het sociale element is: rust voor allen, Israëliet, slaaf en os ,
allen herademen zoals de Eeuwige dat op de zevende scheppingsdag deed.
In deze regel weerspiegelt zich een diepgaand gevoel voor rechtvaardigheid.
Voor Mozes zijn rechtvaardigheid en het goddelijke onafscheidelijk.
Het kosmische
element is het gegeven, dat de sjabbat de eeuwigheid onderverdeelt en
een goddelijk principe van werk en rust vertegenwoordigt vanaf de schepping.
Dit is verwoord in Ex. 31, 17, dat ook Buber in een veel nieuwere tijd
plaatst dan het eerstgenoemde vers - bijbelwetenschappers delen het toe
aan de zg. priestercodex - weerspiegelt volgens hem toch zeer oude middenoosterse
voorstellingen, waarvan Buber in zijn hem typerende taal zegt:
"Zou dan Mozes, die wij, als wij alle legendarische trekken weglaten,
als de geestesmacht leren kennen in wie de oude orient tenslotte samenkomt
en boven zichzelf uitstijgt, in de stilte van de steppe niet al die mythen
(dus ook die van de scheppingsweek, RC) aan zijn eigen opkomende Godsbesef
getoetst hebben, om zo tot eigen inzicht te komen?"
naar volgende pagina
|