Mozes                                                                                                pagina 15

crisis

In het volgende chapiter beschrijft Buber wat waarschijnlijk de grootste crisis is geweest in het leven van Mozes en de ontstaansgeschiedenis van het zwervend woestijnvolk Israël.
Een crisis die zijn afsluiting vindt in het bedenken en ontwerpen van de ark als draagbaar heiligdom en schrijn.

Het begint met het volk, dat bij de langdurige afwezigheid van Mozes begint te twijfelen, zoekt naar een beschermende en tastbare goddelijke aanwezigheid en Aharon overreedt om een gouden stierenbeeld te maken om die aanwezigheid te aan te trekken en te belichamen.

Buber betwijfelt of er sprake was van orgieën en seksuele riten; hij voert tekstuele argumenten aan voor de waarschijnlijkheid van een heftig oproer; dit zouden de geluiden zijn die Mozes en Josjoea horen in Ex. 32, 25. als zij van de berg terugkeren.
Een scheuring onder het volk treffen zij aan, waarschijnlijk vooral onder de levieten. En het is heel goed denkbaar, dat er zo'n felle en heftige twist uitbrak tussen de Mozes-getrouwen en hen die bij afwezigheid van de leider al die godsdienstige "experimentele" nieuwigheden maar al te graag lieten schieten en op oude vormen wilden terugvallen.

zijsprong: een gedicht van Rodger Kamenetz
n.a.v. de Midrash, dat in de ark de scherven van de door Mozes stuk gesmeten eerste tafelen geborgen waren

there is an opinion expressed in Midrash that the

The Broken Tablets

The broken tablets were also carried in an ark.

In so far as they represented everything shattered

everything lost, they were the law of broken things,

the leaf torn from the stem in a storm, a cheek touched

in fondness once but now the name forgotten.

How they must have rumbled, clattered on the way

even carried so carefully through the waste land,

how they must have rattled around until the pieces

broke into pieces, the edges softened

crumbling, dust collected at the bottom of the ark

ghosts of old letters, old laws. In so far

as a law broken is still remembered

these laws were obeyed. And in so far as memory

preserves the pattern of broken things

these bits of stone were preserved

through many journeys and ruined days

even, they say, into the promised land.


(recent gedicht van Rodger Kamenetz, schrijver van o.a. The Jew in the Lotus)

 

Er breken dan verschillende fasen aan in de crisis die Mozes doormaakt.

Eerst bereikt Mozes een eerste fase van vergiffenis, als hij weer de berg optrekt en wenst liever uit het boek geschrapt te worden als er geen vergiffenis wordt geschonken en het wordt Mozes ingegeven, dat het volk verder mag trekken en dat God voor hen uit zal gaan, maar niet in hun midden.

De tweede fase is als Mozes dan zijn tent buiten de legerplaats opstelt, a.h.w. buiten de ontheiligde plek. Men kan zich goed voorstellen dat Mozes tijd en eenzaamheid nodig heeft om tot zichzelf en tot een openstaan voor de stem Gods te komen.
Er ontwikkelt zich dan een intense dialoog - een smeken, een waarschijnlijk langdurig bidden - tussen Mozes en JHWH; het lijkt - Buber zegt het niet met zoveel worden - een worsteling om het geloof in en het contact met de God, die zich al eerder bij de doornstruik zo indringend had geopenbaard. Het lijkt een gevecht om na de verscheurende en verwoestende twisten opnieuw die Goddelijk aanwezigheid te bewerkstelligen. Het zal, lijkt mij, er in de eerste plaats om gegaan zijn, dat Mozes dat contact tussen JHWH en hemzelf als persoon - en daarmee als middelaar tussen JHWH en het volk - weer legt. Buiten het kamp vindt dat plaats, en is er sprake van een nieuwe ontmoeting, van "gezicht tot gezicht", als onder gelijken spreken zij.
Niet alleen een voor het volk uitgaand "gezicht", maar een samen met het volk gaande vraagt Mozes JHWH te zijn. En als dat toegezegd wordt is het nog niet genoeg voor Mozes, hij vraagt om aanschouwing.

En in die derde fase gaat hij weer de berg op en in de kloof wordt hij geplaatst en de roep mag hij horen en de goedheid en barmhartigheid mag hij voelen voorbijtrekken, en wat achter de Eeuwige is mag hij zien, maar niet de verschijning (Kewodi) zelf. Dit is het toppunt van het hernieuwd ervaren van de goddelijke verbinding. Het mag met Buber een nieuwe Godservaring genoemd worden.

Weer gaat Mozes dan een stap verder en hij vraagt JHWH niet alleen met het volk te zijn maar ook temidden van het optrekkende volk te verblijven. Ook al liet de Eeuwige eerder weten dat niet te zullen doen (Ex. 33,3).

Een rechtstreeks antwoord volgt niet, signaleert Buber, maar wat volgt kan opgevat worden als wel degelijk een respons op deze smeekbede: de ark des verbonds.
Buber vermoedt, dat Ex. 25, waarin de ark wordt opgevoerd en voorgeschreven, een literaire latere invoeging is, maar dat de ark op zich een "geniale ingeving" van Mozes is geweest, een als gevolg van diepe overpeinzing gevolgde reactie op de hierboven beschreven woelingen. Mozes heeft hier een oplossing gevonden voor het verlangen van het volk naar een zichtbare aanwezigheid van een God, die in principe niet zichtbaar is en hij heeft daarvoor oude al bestaande elementen samengevoegd tot een nieuw symbool: de ark

De ark is een lege troon (niet letterlijk, maar als een vervangend symbool daarvan), een "voetenbank" voor de Eeuwige en tegelijk een schrijn voor de heilige documenten en dit geheel is draagbaar en in zijn tent kan de ark - en daarmee de presentie van JHWH - midden in het kamp vertoeven.
En daarmee is ook de Eeuwige weer midden in zijn volk teruggekeerd en present gesteld.
Zoals Buber zegt: de ark is dan het object, dat de presentie van de onzichtbare leider voor het volk tot uitdrukking brengt en waarborgt, of anders: zijn steeds hernieuwd komen, verschijnen, present worden en meegaan.

geest en vlees

Buber behandelt dan 2 episodes uit Numeri, twee episodes die de relatie tussen Mozes en zijn omgeving profileren.

De eerste is het verhaal van de kwakkels en het verhaal van de neerdalende geest in één verband samengetrokken..
Het volk klaagt en verlangt vlees en weent "ieder aan de ingang van zijn tent" en Mozes op zijn beurt klaagt tegen de vertoornde Eeuwige, dat zijn taak met dit weerspannig volk te zwaar is. Daarop gebiedt JHWH 70 mannen te kiezen, die Mozes' last zullen moeten helpen verlichten.
In eehn samenkomst van die 70 komt de geest van de Eeuwige op Mozes, die een deel ervan op hen overbrengt. In een korte extase profeteren zij en daarna niet meer, maar men mag verwachten dat zij na deze diepgaande ervaring Mozes ter zijde zullen staan.

Buber typeert dit extatische woordloze gebeuren als minder hoog als de rechtstreekse dialogische verhouding die Mozes met de Eeuwige heeft. Daarin staat het woord centraal.
Meer nog dan Buber zou ik de woorden van Mozes - ook deze woorden van beklag in Numeri 11, 11-16 - willen kenmerken als de woorden van een mens, die het te kwaad heeft met zijn opdracht, een opdracht die hij zijn menselijke maat vindt overschrijden.
Dit proces, zo herkenbaar, dat Mozes ons zo veel meer dichtbij brengt als allerlei andere helden uit sagen en mythologie, begint al bij de brandende doornstruik en zet zich - telkens in een nieuwe ontwikkelingsfase - hier voort.

Buber wijst ook op de dubbele betekenis van roeach, dat zowel wind als geest kan betekenen.
De roeach daalt op Mozes en de 70 neer (het doet me toch ook denken aan Pinksteren, wanneer de geest neerdaalt en de gemeente in tongen spreekt…) maar even later brengt hij ook in onafzienbare hoeveelheden het vlees van de kwakkels mee.
Volgens Buber tracht het verhaal ons daarmee te laten voelen dat zowel de werking in de natuur als in de ziel uit dezelfde bron stammen. Dat doet modern aan.
Maar het vlees schijnt het volk Israels niet tot zegen te zijn geweest, want de Eeuwige sloeg het volk "met een zeer zware slag"; waarbij men zich kan afvragen of vergaande gulzigheid niet eerder de ware boosdoener is geweest…

De volgende episode is die van de melaatsheid van Mozes'zuster Mirjam

 

volgende ›



terug naar boven volgende home