naar homepage Rob Cassuto    naar de Engelse column pagina

wil je regelmatig een nieuwe column
opgestuurd krijgen klik dan op het envelopje
››
wil je reageren, klik dan op het groene blokje na iedere column
en je tekst wordt geplaatst


De Grote Sjabbat/the Great Shabbath
fantasieen en profetieen over de Messiaanse tijd/phantasies and prophesies about the Messianic era

In het Bijbelse boek "Leviticus" wordt voorgeschreven, dat na zes jaar bebouwing de akkers een jaar braak moeten liggen. Dezelfde rust wordt voorgeschreven voor de wijngaard. Ook zal men wat er opkomt niet inzamelen. Rijk en arm, mens en dier hebben gelijkelijk toegang tot wat er te velde staat. Het moet een sabbatsjaar zijn met volledige werkonthouding.

Na 49 jaren is het vijftigste jaar een jubeljaar; dat gaat nog verder, ook land, dat de afgelopen 49 jaar is verkocht komt dan weer terug bij de oorspronkelijke eigenaar en in de verkoopprijs wordt rekening gehouden met de afstand in tijd tot het komende jubeljaar.

"Laat dan in de zevende maand op de tiende van de maand bazuingeschal weerklinken; op de Dag van de verzoening moet je de bazuin doen schallen in heel jullie land. Geef het vijftigste jaar een bijzondere wijding door in het land vrijheid af te kondigen voor al zijn bewoners, een door de bazuin ingeluid jaar, een Joweel-jaar is het en moet het voor jullie zijn; ieder moet dan terugkeren naar zijn eigen grondbezit en ieder moet weer in zijn eigen familie terugkomen"(Lev. 25, 9-10)

Deze passage wekt bij mij allerlei utopische fantasieen, stel je voor, overal in het land klinkt het machtige geluid van bazuinen, overweldigend kopergeschal, overal in stad en land te horen; signaal van een fundamentele bevrijding, een jaar lang, waarin knellende banden geslaakt worden, waar in een diep vertrouwen de gangbare gedreven arbeid wordt gestaakt en men zich overgeeft aan de gang der natuur. Wat er te velde staat is voor iedereen. Weg schuttingen, heiningen. Allerlei in bijna een halve eeuw ontstane complicaties worden weer ontrafeld. Het roept allerlei eschatologische beelden op van een wereld van diepgaande vrede, verzoening en viering. Imagine...
Is er een tijd geweest waarin Israel zich echt aan dit jubeljaar heeft gehouden en hoe zal men dit dan ervaren hebben?
En stel, dat je het weer zou invoeren, b.v. alleen voor de landbouw, het zou wellicht een ecologische zegen zijn voor de geexploiteerde grond. Of nog verder doorgevoerd, alle schulden kwijtgescholden, ook aan de derde wereld. Stel, dat je dat jubeljaar helemaal zou doorvoeren, alle omheiningen van prive-bezitjes, ondernemingen weg, dat er een grote en edele geest over de planeet zou waaien: deze aarde is van allen; "want van Mij is het land, want vreemdelingen en bijwoners zijn jullie bij Mij" zegt de Eeuwige in dat boek Leviticus (25,23).
Stel je voor, - ondenkbaar, maar met utopische fantasie voorstelbaar - hoe zou dat zijn; het lijkt wel totaal onhaalbaar, maar stel je voor…Imagine

En stel, dat je ook weer zeven maal zeven maal zeven jaar - 343 - voorbij laat gaan en dan een soort ultiem jubeljaar instelt, dat nog verder gaat. Hoe? fantaseer.

Deze eschatologische stemming van mij is goed te relateren aan het in de Joodse mystiek te vinden idee, dat na zes milennia een sabbath-milennium aanbreekt: de messiaanse tijd. Ik laat hier een citaat volgen van de website van R. Avraham Sutton:

The six days of Creation followed by a Sabbath serve as a template or blueprint for what is known as the 6000 years of history followed by the Great Sabbath (Sanhedrin 97a). Right now, according to the Biblical calendar that has been kept by the Jewish people for millennia, we are in the year 5762, that is, 762 years into the 6th Millennium, 238 years before its conclusion and the advent of the 7th Millennium. The 6th Millennium corresponds to the 6th day of Creation and the 7th Millennium corresponds to the first Sabbath. (...)

Biblical Years Common Era:

5000 1240 C.E. 6:00 p.m. ("evening")
5250 1490 C.E. 12:00 p.m. ("midnight")
5500 1740 C.E. 6:00 a.m. ("dawn")
5750 1990 C.E. 12:00 a.m. ("noon")

According to the Jewish Calendar, we are more than three-quarters through the 6th Millennium, in the last home-stretch of history, racing to the Great Sabbath. This fact alone gives us tremendous insight into the events of our time. Jewish communities the world over have always "welcomed the Sabbath" early, before sunset every Friday. (....)

Just as the Jewish people have traditionally hurried to get everything done before Shabbat, so the world itself is moving faster before the onset of the Great Shabbat.
Surely, then, we are living at a crucial stage in history. Major events and major historical processes are taking place all around us and before our eyes at closer intervals and ever increasing rates. According to the "Cosmic Clock" we have passed "high noon" of the 6th Millennium. This means that we have entered and are living through an important "culminating" stage in the history of the world.

Similar to the last scenes of a movie or play, this last stage of history will see all the "threads" of the Historical Drama come together. In Aramaic this stage is called Ikveta d'Meshicha, the Footsteps or Heels of the Messiah. In English, it is called "the Pre-Messianic Era."

As we have said, according to the Torah, history is a great Messianic Drama that leads to a rendezvous with G-d, specifically, with greater and greater revelations of the G-dly Unity that underlies all existence.

This rendezvous is called "the World-to-Come" and "the Great Sabbath." It is the goal of the historical process, the end of history as we know it, the beginning of a whole new world, an eternal world of light, of heaven on earth, of heaven coming down and elevating and transforming earth existence.

Again, the fact that the historical process is leading up to and will culminate in the advent of such a New World is perhaps one of the most important messages of the Torah for our generation. It is a message that is pregnant with meaning and which begs to be seriously understood and acted upon in a mature and thoughtful manner. Our Tradition is permeated with this message, and our Prayer directed to G-d, filled with yearning and hope, must be not only for the fulfillment of this message, but for the privilege of consciously participating in its realization.

Het is een fascinerend idee. We snellen toe naar de eindtijd van heil en eenheid. Het is een gedachte die ook opduikt als Nieuwe Tijdsdenken, New Age, het Aquarius tijdperk (denk ook aan het punt O-mega van Teilhard de Chardin). Alleen is het nu stevig gegrondvest op een fundament van Joods gedachtengoed, uiteindelijk terug te voeren op de Tora.

Graag wil ik meegaan in deze inspirerende heilsverwachtingen. En toch: er zijn ook een paar lampjes op mijn dashboard, die oranje knipperen.

Het duizendjarig Rijk van de Messias; die Duizend Jaar geeft mij toch een wat gekke smaak: wacht u voor ideeen rond een Duizendjarig Rijk. Met andere woorden: laat deze heilsverwachting in G'ds naam niet worden tot een ideologie, die verstart en verblindt.
Die mensen scheidt in plaats van verbindt, die uitsluit in plaats van verenigt.
Natuurlijk: er is een versnelling in geschiedenis en maatschappelijk-culturele-menselijke evolutie gaande, - al lijkt dat in het begin van de 21ste eeuw soms eerder een retro-karakter te hebben - .

Maar laten we ook beseffen: veel van wat nu nieuw en spiritueel verruimd lijkt heeft zich eerder in war andere gedaanten ook voorgedaan. Heilsverwachtingen, bewustzijn van Nieuwe Tijden of Eindtijd, verwachting van Messiaskomsten of Christuswederkomsten zijn, als ik het zo mag zeggen, van alle tijden. Ook in mijn eigen ziel voel ik nu die grote trek naar een Messiaanse tijd van rechtvaardigheid, eenheid en liefde. De Christenen en de Joden bidden beiden om het komen van het Koninkrijk ("...spoedig en in de nabije toekomst" Kaddisj gebed)

Maar wat werkelijk nieuw is in dit Tijdsgewricht, met welke specifieke bewegingen zich mensheid en wereld nu wendt naar een werkelijke Nieuwe Tijd, laten we dat niet te snel invullen en vastleggen; laten we de diagnose van Nieuwe Tijdsfenomenen steeds open houden; zoals we de bijbelse akker braak laten liggen, laat ons hart - met de stevige grond van een geschiedenis en een traditie - open blijven staan voor wat werkelijk als nieuw, als helend , als richtingwijzend onthuld wordt.

En hoe en waar en wanneer die Nieuwe of Messiaanse of hoegenoemde Tijd aanbreekt, laten we dat niet te snel bepalen, zeker niet voor anderen. Laat staan dat we handelen uit heilige overtuigingen dat die Messiaanse Tijd er net zo uit moet zien als het verleden en bijvoorbeeld de herbouw van de tempel in Jeruzalem zou moeten inhouden.

Dat Israel in al die ontwikkelingen een belangrijke rol zal spelen, het lijkt wel zeer waarschijnlijk, maar laten we die rol niet rigide opeisen, jehi ratson.

Als we ons kunnen onthouden van ideologisering en dogmatisering, dan kunnen we genieten van concepten zoals "de Grote Shabbath" van R. Avraham Sutton. We kunnen spelen met dit idee en er ons door laten inspireren. Dan kunnen we ook de zuiverheid en afgestemdheid hebben om te weten wie werkelijk een profetische visie verkondigt.

As we have said, according to the Torah, history is a great Messianic Drama that leads to a rendezvous with G-d, specifically, with greater and greater revelations of the G-dly Unity that underlies all existence.

Deze zin van R. Sutton, helemaal akkoord. Maar als we maar niet uit oog en mind verliezen, dat we nu niet kunnen voorzien, welke vorm de Goddelijke openbaringen van de eenheid die onder alle bestaan ligt zullen hebben. Dat dat ook andere vormen kunnen zijn dan die welke passen in op basis van de Tora voorgevormde concepten; en dan heb ik het niet over de Tora zelf, maar over de werkzaamheid van de menselijke geest, die zo snel doordrenkt is van vooroordeel, uitsluiting van anderen en groepseigenbelang.

16 Dec. 2004

nog even volhouden

summary: during a couseling session some memory comes back of a sentence no doubt spoken to me or thought by herself many times by my mother in the period of being internees of a Japanese prisoner camp in world war II. The sentence is: hold out a little longer. She must have spoken or thought this sentence innumerable times. And it became my second nature. In this column a short description of the session and some thoughts as a result. For a full translation go to my other website Caslog and click here

"Nog even volhouden", opeens wist ik, die zin heeft mijn moeder heel vaak tegen mij als peuter en kleuter gezegd, nog even volhouden, Robbie.
Tijdens de counselsessiekwam het beeld van mijn moeder voorbij en plots hechtte dat zinnetje zich aan dat beeld en een mededogen en verdriet vulde opeens mijn borst, terwijl in mijn hoofd nog meer de verbazing opgeld deed.
Daarvoor was ik een tijd in een soort moedeloos grijs gebied van berusting geweest, een eindeloos berusten in dat er met mij gedaan werd, dan weer hiernaartoe gesleept, dan weer daarnaartoe, daarna zonk ik verder weg in een stille leegheid van een besef geen enkel effekt te hebben op mijn omgeving te hebben, wel een vaag snijdend gevoel iets heel kostbaars te hebben moeten prijsgeven.
Dan een sterke reuzenhand die mij langzaam en onvermijdelijk op de nek drukte en het hoofd deed buigen, verzet ondenkbaar.

Nog even volhouden, dat zinnetje moet mijn moeder bijna zestig jaar geleden dikwijls tegen mij gezegd hebben en tegen zichzelf - hardop of in gedachten - tijdens de dwangarbeid in de groentetuin, het sjouwen met emmers Japanse poep, tijdens de molestaties gedurende de nachtwacht in de eindeloze gangen van het klooster, dat de Japanners als kamp hadden bestemd, tijdens de urenlange appels in de tropenzon, tijdens de wrede represailles die de Jappen oplegden.

"Nog even volhouden, Robbie" tijdens de eindeloze treinreizen in hete volle wagons, in hobbelende laadbakken van vrachtauto's, in perioden van honger en ziekten als malaria en dysenterie. Wij samen moesten zoveel nog even volhouden; een diep gevoel van samen-met-mammie passeert door me heen, een gevoel dat ik later - na de hereniging met vader en de geboorte van broer en zus - niet meer wilde erkennen en heb afgesloten.

Nog even volhouden werd mijn zowat onbewuste tweede natuur, het leven als een nog even volhouden en dan .... Ik wil niet meer nog even volhouden.

Ik draag dit stukje op aan alle mensen van nu, die heen en weer gesleept worden van kamp naar kamp en in erbarmelijke omstandigheden moeten leven met honger en ziekten als gevolg van de machtspolitiek van politieke of religieuze fanatiekelingen.

Jan. 19 2004

De hemel boven Auschwitz

In this column a sober report of my attending the remembrance ceremony held every year in January in Amsterdam near the Auschwitz monument, designed by the known Dutch sculptor-author Jan Wolkers. It consist mainly of a large glass slab with cracks, reflecting a cracked sky.For a full translation go to my other website Caslog and click here

Een mooie heldere en zonnige hemel welfde over Amsterdam en over de stoet van een paar honderd mensen die van het stadhuis, de Stopera, liep naar het Wertheim park vlakbij.
Park is het eigenlijk niet, meer een wat groot uitgevallen plantsoen, wat gazonnetjes, een paar bomen en een grindpad om het door Jan Wolkers gecreëerde Auschwitz gedenkteken.
Een poort met twee sfinxen links en rechts die de binnenkomende optocht flankeerden.
Hier en daar wat agenten. Bij de poort een ambulance van de GGD.

Misschien voor een van de vele hoogbejaarden, dacht ik, voor een bejaarde wie het allemaal teveel mocht worden.
Maar het was natuurlijk voor het geval dat….ja waarvoor…voor het geval er een gek iets terroristisch zou doen? Voor het geval een extreem groepje antisemieten rel zou gaan schoppen?

De toespraak van de burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, kort, krachtig; rassendiscriminatie leidt onvermijdelijk op den duur tot onderdrukking, vervolging, moord, nooit meer Auschwitz.

Een zigeuner trio aan de zijkant, op een podiumpje onder een party tent, speelt een droevige deun.
Want in Auschwitz waren ook Sinti en Roma en homoseksuelen en politieke misdadigers.

Een Joods gebed voor de zielenrust van de vermoorden, eerst in het Nederlands uitgesproken door rabbijn Sonny Herman, dan door hem gezongen in het hebreeuws, een donkere bas heeft hij, uitermate geschikt voor die insnijdende hebreeuwse woorden, waartussen opeens te horen waren: Auschwitz, Bergen Belsen, Dachau, Majdanek, Mauthausen, Sobibor, Theresienstadt, Treblinka.

Kaddisj jatom, door sommigen meegemurmeld, "we imroe amen".

Dan is het stil, helemaal vanzelf.
De zon schijnt.
Een vogel strijkt neer in de wirwar van kale takken van een boom vlakbij.
Amsterdam houdt ook even de adem in en een enkele claxon hier en een klingel daar lijkt tegen de afspraak.

Na een paar minuten begint er een zachtjes praten, alsof een briesje opsteekt zwelt het gemurmel van de menigte langzaam aan.
Men komt in beweging. We wandelen langs de glazen dekplaat van het monument.
Ik lees de bij het monument op een plateautje geplaatste tekst van Jan Wolkers, die de achtergrond van zijn keuze voor het spiegelend gebarsten glas uitlegt: zijn verbijstering over de hemel, die onaangedaan ook over lijden en dood van Auschwitz heeft gewelfd; de barsten in zijn glas spiegelen de hemel zoals hij over Auschwitz had moeten welven.

En ook nu, als ik naar boven kijk, is de hemel onaangedaan en onze groep lijkt wel een anachronisme op deze frisse, heldere, zonnige winterdag.

Ik kom nog rabbijn Yehuda Aschkenasy tegen en we praten even met elkaar.
Een joods leven in de twintigste eeuw. In het vooroorlogse Joodse Oost-Europa geboren uit een traditioneel rabbijnengeslacht. In Auschwitz geweest. In Nederland stichter van een instituut voor Joods leren. Gezien om zijn wijsheid bij Jood en Christen. Oud en teruggetreden, maar het lernen houdt nooit op.
Wat een herinneringen moeten er in dat hoofd te vinden zijn.

Op het Amstel station hoor ik, dat de treinen naar Nijmegen voorlopig zijn uitgevallen.
Ajax supporters gaan tekeer op station Duivendrecht en de politie heeft treinverkeer daar opgeschort.
Ik moet naar het Centraal station, daar zien we wel weer verder.

Op het Centraal station hangen overal posters met opschrift: "Als je door Jezus, de Zoon van God, bent bevrijd ben je echt vrij".

De hemel geeft nog een gloeiend slotakkoord op deze middag. Als ik na een uur vertraging bij Arnhem over de Rijn rijdt laait de namiddagzon van achter een wolk nog even fel oranje op. Het lijkt wel of er duizend kleuren door de atmosfeer zweven. De rivier spiegelt de hemel in opalen tinten.

25 january '04

in de fitness

In the gym I meet two acquantainces and I describe these enccounters.
For a full English translation go to my other website Caslog and click
here


In mijn ooghoeken had ik Pauls sporttenue al bespeurt, zijn lichtblauwe sportbroekje en witte T-shirt. Hij groet mij met een wat rukkerig armgebaar, hij heeft altijd veel spanning in zijn lijf.
Hij komt naar mijn sportstoeltje, waar ik zojuist mijn biceps had beproefd met twee halters.
Hoe het gaat.
Goed. Binnenkort stopt de WAO-uitkering, maar hij zal het wel redden, hij heeft steeds meer klanten.
Paul is een praktijkje als belastingconsulent aan het opzetten. Ik ben een van zijn klanten.
Hij heeft vroeger ook een appartement gehad in de flat waar ik woon en dat is de context van het volgend onderwerp: welke oude bekenden wonen er nog.
Anita. Die heeft hij laatst nog ontmoet in het Ziekenhuis waar ze werkt als voedingsassistente bij de kinderen.
Want zijn dochtertje lag daar.
Opeens daalt het werkelijke leven in ons gesprek.
Paul heeft onder zijn volle grijzende haardos, hij is al bijna vijftig, een gegroefd gezicht en daarover glijdt emotie.
Het meisje, amper een jaar, was van de trap gevallen, raakte bewusteloos. Naar de intensive care. Ze was in coma. Scans. Maar ze raakte weer bij en herstelde zienderogen. Nu is alles weer goed.
De opluchting in Pauls woorden is groot, maar de doorgemaakte angst is nog niet uit zijn gezicht geweken. Dit crisismoment heeft hij nu even bij mij neergelegd en ik leg het vast in letters, ik bevries het in deze kroniek.
Paul gaat weer naar zijn beenhefmachine.
Tot kijk, Paul.
Dat betekent tot spoedig, het is weer tijd om de belastingformulieren in te vullen.

Als ik met mijn afsluitende strechtoefeningen bezig ben zie ik Ronald aan zijn beginstretching. Als ik klaar ben ga ik naar hem toe en sta voor hem.
Hij is net in een Moslimachtige gebedshouding en ik grap: wel eens leuk om aanbeden te worden.
Hij kijkt op en lacht niet, zijn kop staat zorgelijk en droef.
En zo ontspint zich verder het gesprek.
Hij is al een jaar werkloos. Sollicitaties zat, resultaat nul. Volgende maand wordt hij vijftig. Te oud, leeftijdsdiscriminatie. Hij gaat verzwijgen dat hij pedagoog is, ze vinden hem natuurlijk ook te duur. Nu gaat hij steeds vaker naar de fitness, wordt steeds vitaler, maar daardoor weer werkgretiger. Meer energie, maar waarvoor?
In zijn grote blauwe ogen schijnt radeloosheid.
Een mens moet werken om zin in het leven te ervaren, is de onuitgesproken moraal tussen ons.
In de kleedkamer komt een gedachte van tijdens een vorige workout weer op.
Ik zwoegde op mijn stepsapparaat temidden van heel peleton medezwoegers op stepsapparaten, fitness fietsen, loopbanden. En opeens was ik een en al oor voor het ronkende rumoer van al die apparaten. Wat een arbeid werd hier verricht! Wat een energie werd hier verspild!
Als je al die energie nou eens ten nutte zou maken. B.v. zou koppelen aan een dynamo. Zodat je die opgeslagen energie voor een mooi sociaal doel zou kunnen aanwenden, b.v. de verlichting van de fitness of van een straatlantaarn voor het gebouw.
Buiten is de sneeuw bijna weggesmolten. Een fris windje. Ik voel me weer fit. Op zoek naar zin.

30 jan. 2004

Ronald berichte onlangs: Heb je stukje (over mij) gelezen............ Was verbaasd.................
Heb overigens inmiddels een baan gevonden die me ook nog uitstekend bevalt.............(aug. 2005)


Koor repetitie


In this column an impression of the rehearsal of my choir in the Nijmegen shul
Another column about the choir - in English - is to be found on the weblog page of my other website CASLOG; go to this other choir column


Hij ligt in de Nonnenstraat, de Nijmeegse sjoel. Het is een sierlijk gebouwtje uit de 18e eeuw, destijds als sjoel gebruikt, maar sinds pas 2 jaar na een grondige renovatie weer opnieuw in gebruik genomen.

Zo tegen half negen 's-avonds, het donker is gevallen, wandelen groepjes leden van het koor over de hobbelige keitjes van het steegje naar de sjoel.
Repetitie, de laatste voor het optreden aanstaande zondag.
Binnen krijgen de mannen een keppeltje uitgereikt. Enkele religieus praktiserenden onder hen zetten hun eigen kipa op. Ik zet mijn gehaakte keppel op, donkerblauw met een veelkleurig randje.

Met moeite worden de geanimeerd schmoezende koorleden naar de repetitie-plek bij de "bima" (de plek waar rabbijn, voorzanger en bijbellezers tijdens de diensten staan) gedreven.
Het koor is gemengd in drieërlei betekenis: mannen en vrouwen, joden en niet joden, geoefende stemmen en echte groentjes.

De sjoelruimte is harmonisch van afmeting, niet heel groot, met hoge ramen, een balkon en benedenvloers achterin is een vrouwenafdeling, door een schuttinkje van vlechtwerk ( de "mechitse") afgescheiden.
Smaakvolle, modern vormgegeven kroonluchters, de lichtpunten vervat in glazen bollen.
De banken en lambrisering zijn van blank hout, de arke is hoog en imposant eveneens van blank hout en voorzien van een lichtbruin gordijn.
"Da lifnee mi ata omed", weet voor wie je staat, staat op de bovenkant van de arke.

Het is aan Joop, de koordirigent, om dit drukke, heterogene clubje te beteugelen.
Dat lukt hem wel en met wat geroezemoes nu en dan en hier en daar een kwinkslag komt het koor allengs tot een wat meer gestroomlijnde uitvoering van een aantal nummers.
Er is een afdeling litugische krakers ( Oseh shalom, het roerende Avinoe Malkenoe, Adon Olam), jiddische schlagers (Der milners trern, Dona dona, Die griene kusine) en ook een Ladino liefdeslied). Bij vlagen klinkt het echt mooi.

Als het koor klaar is oefenen nog de aparte solisten.
Intussen is een onopvallende man binnengekomen, een oude heer met witte haardos en snor posteert zich bij de piano.
Dan schallen een aantal liturgische liederen in de sjoel.
Ik onderscheid o.a. de beracha (zegenspreuk) bij de kiddoesj, op een intrigerende en ingewikkelde melodie.
Dit is andere koek! Hier zingt een eeuwenoude Oosteuropese traditie, dit is een in jarenlange synagogale oefening gelooide stem met dat typische voorzangersvibrato.
Het is dan ook Hans Bloemendal, Nederlands bekendste voorzanger, de ongelooflijk jonge meer dan tachtigjarige chazzan, tevens emeritus chemieprofessor.
De koorleden die nog aanwezig zijn applaudisseren telkens na een lied.

Er wordt gefluisterd dat het Hans Bloemendals verjaardag is en ja hoor, na een tijdje: Lang zal hij leven, hij leve hoog. Als ik om elf uur wegga is hij nog druk bezig te repeteren met pianiste Lana. En als ik de Nonnenstraat weer instap heb ik besloten nu eindelijk eens zangles te nemen.

3 feb.

kraakhelder

sketch of a clean and brisk winterday and my vist to a spotless clean nurse

Vanochtend is het kraakhelder. De hemel is fris gewassen. Een intense zon maakt helle vlakken van de muren en de schaduwen zijn scherp uitgelijnd.
Als ik buiten kom kloppen de gewaarwordingen van de overige zintuigen: het is fris en schraal.

Mijn bestemming is het huisartsenlab, waar mijn bloed gecontroleerd gaat worden op cholesterol en suiker en nog wat. Ik heb een plastic bekertje met urine bij me. Bloed en urine onder het vergrootglas.

Het huisartsenlab is een clean gebouwtje van moderne snit. Binnen is het functioneel, alles is schoongepoetst, kraakhelder.
Ik meld me bij de receptie en als ik de verpleegster die daar zit en die mij gaat helpen aankijk is er maar een term die haar omschrijft: kraakhelder.
Het lijkt wel het motto van deze dag.
Ze is een jaar of vijftig en heeft een blozend gezicht. Het lijkt wel of die blos ontstaan is door maar te boenen en te boenen. Rose en schraal zijn haar wangen. Haar ogen staan helder zonder echt te zien, beetje glimmend porselein.
Het haar is donkerblond en sluik en iets onder de oren op weg naar de nek afgesneden zonder enig gevoel voor esthetiek, het is het tegendeel van frivool, het is functioneel.
Haar schort blaakt van wit.
Als ze mijn gegevens op het formulier checkt zie ik dat haar wijsvinger donkerblauw is: fijt. Het detoneert niet als een tegenspraak, het is gewoon een feit.

In het zindelijke bloedafname-kamertje gaat ze secuur te werk.
Ze tapt mij drie buisjes donkerrood bloed af en plakt daar zorgvuldig drie etiketjes met streepjescode op.
Ik overhandig mijn bekertje met frisgele plas.

"Er blijkt nogal wat mis te gaan met patiëntengegevens" zeg ik.
Dat is in het nieuws, onderzoek heeft uitgewezen dat er veel meer verkeerde medicijnen worden gegeven, verkeerde benen worden afgezet etc. dan wij ordelijke Nederlanders dachten, komt allemaal door miscommunicatie tussen de vele behandelaars die om de patiënt staan, zoals dat heet.

Mijn opmerking, ik weet bij god niet wat ze daarop zei, zoiets als: "tsja, dat is wat", het ontsproot niet tot een gesprek.
In dit correcte gebouwtje kon je je ook niet indenken dat er iets mis zou gaan met de patiëntengegevens, hier niet. Gelukkig dus ook niet met de mijne.

feb. 20

The Wall/the Fence

some thoughts about the wall/fence in Israel

More then ever the Israeli-Palestinian conflict is in the forefront of the world news.
Today the Dutch city of The Hague is the place were the clamour of both parties and their supporters is heard.
The question of the legitimacy of the Wall or the Fence is put before an International Court.

Demonstrations of all kind take place.
The wreck of a bus, blown up by a suicide bomber in January, has been transported to a place before the so called Peace Palace, a picturesque beginning-of-the-nineteenth-century building.
It decries the relentless and desperate cruelty of the radical Palestinian factions like Hamas and the Islamitic Jihad

Amidst the Palestinian demonstrators I saw some black frocked and black hatted Jewish ultra-orthodox men, their sideculs sweeping along their ears; antizionist they side with the Palestinians and are proponents of disbanding the state of Israel.

A kind of surprise tickles me.
One may conceive of any stance in this matter and you will find proponents among the Jews.
From the ultra nationalist to the most ardent opponents to the state of Israel, from the most belligerent adversaries of the Palestinians to fervent peaceniks, you will find them among the Jews, Israeli included.
On the Palestinian side you will not find such an extreme variance in opinion and approach.
A feeling of - I don't quite know how to label it - a mix of wonder and pride rises in me.
That Jewry is able to harbour so many different-feathered birds, most of the time pecking fiercely to each other but in some way tolerating each other as well, not killing each other anyway, with the exception of that most deplorable murder of Yitzhak Rabin, may it stay an exception.

But: what is my stance in this matter, my stance in this so tranquil and peaceful Nymegen, so far from the front.

I can't help having a notion of the profound pain both parties cause to each other, of the afflictions, which both parties administer.
It 's a pain, which leave deep, deep impressions in the souls, a pain almost beyond the imagination power of outsiders to the conflict.
Such a pain the afflicted can only tolerate by feeling anger, adding to the determination not to yield in any respect to the other party, on the contrary: it adds to the determination to afflict the other party with a similar pain.

So both parties get imprisoned in a system of revenge and reprisals.
There is no room to transcend ones situation to an overview, which could bring in sight the possibility of a solution. Pain, anger, fear, desperation is to big. Each new deed of cruelty, be it from Palestinian side or Israeli side, triggers an immediate response to react in a similar way. Reason, a feeling for mutual interest, let alone compassion, is beyond the horizon.

And the fence.
It embodies in itself a reasonable insight that coexistence for the time being is only feasible when both parties are separated physically. Maybe, as a provisional necessary evil, it could be accepted.
But it is deplorable the fence is planned on Palestinian territories and encompasses some bigger Israeli settlements on the West Bank, settlements which in the long run can only be thought of as subject to evacuation in the framework of a two separate states solution.
And Palestinians are induced to suspect the Israeli having a hidden agenda of annexing parts of the West Bank.

It requires an almost inhuman action of transcending the factual misery of the situation to reach a break through.
It demands an overwhelming exertion of insight, one might say a miracle, to break away from the system of mutual imprisonment.
It would ask from both parties an extreme control and constraint not to react to the atavistic outbursts of violence perpetrated by the extreme factions on both sides.

One might accuse me of sentimentality but each time I have a vision of The Israeli looking in the eye of The Palestinian and the other way around and each catching a glimpse of the pain and desperation of the other behind the surface.

And that that glimpse would create a tear of mutual compassion and a small opening of light,
a gap in the prison of revenge, obduracy and hardness.
So eventually business can be done.
Cautiously and prudently speaking through an opening in the wall.

February 23

‹‹ art of Yaron Arje Shemesh

 



 

 


IJszee en woestijn.

reflections about being lonely in barren land

Gisteren trof mij in de Volkskrant een verslag over de Hollandse zeezeiler Henk de Velde.
Met zijn zeiljacht is hij bezig door de Noordelijke IJszee westwaarts varend Moermansk te bereiken en nu is hij gestrand. Zijn schip ligt vastgevroren boven het troosteloze havenstadje Tiksi en hij moet 11 maanden wachten tot hij in augustus, als het scheepje de reuzenkrachten van het drukkende ijs overleeft, weer verder kan.
"De vorst grijpt hier alles wat hij grijpen kan, dringt diep de longen binnen, omarmt de mens als een geliefde met valse plannen" beschrijft de journalist Toine Heijmans de plek waar Tiksi en Henk met zijn boot ligt.

Henk houdt het daar goed uit. Hij heeft geen mensen nodig. "Niemand kan mij nog iets leren….Ik wil niemand nodig hebben", zegt hij. En: "Wat ik doe betekent voor de mensheid helemaal niets. Ik doe het voor mezelf. En ik wil nooit meer iets anders".

Vanochtend hadden wij het in onze bijbel-gespreksgroep over een andere alleenling, die in een godverlaten woestenij misschien ooit hetzelfde heeft gedacht. Die woestenij was qua temperatuur de tegenhanger van Tiksi in Noord Siberië, waar het zo'n veertig a vijftig onder nul pleegt te zijn: de Sinai woestijn, waar het regelmatig boven de veertig graden boven nul is, maar wat betreft troosteloze verlatenheid en barre levensomstandigheden wellicht goed vergelijkbaar met de ijsvlakten van de Noord-Siberische kust.
En de man is Mozes ofwel Mosje, die voordat hij als leider van Israel optrad als herder ieder jaar maandenlang alleen door de verlatenheid zwierf.

In mijn meditatie of contemplatie kwamen deze twee taferelen, de eenzame zeezeiler - vastgevroren in onafzienbare ijzige witte vlakten in schemerend licht - en de verlaten herder - een stipje in hete helle gele onafzienbare steppen - samen. Beiden mannen zag ik als verzonken in een bewustzijn niemand nodig te hebben, volledig betrokken in een overlevingsproces in het hier en nu, in een bewustzijn van "dit is wat het is, mijn leven heeft geen betekenis boven mijzelf uit".

Een ervaring van Zijn, als een buiten alle zinvragen staande basale achtergrond.
Alleen: bij Mozes klonk er opeens een onverwachte stem, uit het vuur.

Een intermezzo: Just as the word bush occurred 5 times in our passage, so the word light occurs five times in the account of creation's first day. Yalkut R'uveini, a mystical commentary on the Torah, surmises that the light that came from the bush is this primordial light: the very first light of creation, the light of healing, the light of the smallest and greatest facets of creation, the light of a religious fervor that enlightens and does not consume its adherents. The Zohar also suggests that the 5 occurrences of the word bush are the five books of the Torah, revealed to Moses already in this moment.(bron: site "Maqom")

 

Een volstrekt onverwachte overval, een overweldigend gebeuren, waarin aan de man de betekenis van zijn leven werd onthuld, misschien nog beter gezegd: waarin de zin van zijn leven uit de stilte van de woestenij losbrak, een zin die in een lange weg van wording, in een durend proces van boven zichzelf uitstijgen, gerealiseerd moest gaan worden.
Mozes stond in een klap voor een missie: om als een bevrijder onder de mensen, zijn mensen, te gaan. Om een profeet te zijn. Wel iets om je dood van te schrikken. Om misschien dan geleidelijk vervuld te raken van een diep besef van betekenisvolheid.

Misschien is het nodig om eerst in dat volstrekte nulpunt te zijn, in de diepe stilte van een woestenij, in een absoluut opgaan in de oergrond van het Zijn, om een stem te horen, die de zin van je bestaan onthult. Alleen dan kan je een relatie krijgen met een immer Altijd Zijnde, om in die sfeer te weten te komen wat er voor jou te doen is en hoe dat te doen.

Even terug naar de profane contingentie van die vergeten plek Tiksi en de allene Henk de Velde .... waarschijnlijk hoortl deze man geen overweldigende transcendente stemmen en blijft hij bevangen en gevangen in zijn eenzame jarenlage tocht over de oceanen. Zijn ongeweten missie - als men daarvan mag spreken - is misschien wel om zichzelf en ons te confronteren met de ervaren afwezigheid van betekenis. De eenzaamheid als kunstwerk. Hij heeft middels de media zijn signaal gegeven.
En even werd in mijn bewustzijn dat godverlaten, ogenschijnlijk zinloze oord - mooi door de journalist geschetst - opgenomen, die onooglijke plek, waar alle zinvragen lijken te moeten stranden.
Ik hoop dat Henk in augustus een opening in de IJszee vindt en zijn boot weer naar ons toe loodst.

march, 11

levertijd

liver time, my visit to the hepatologist in an Amsterdam hospital

Psychologisch onderzoek bewijst het en het klopt toch ook met ons normale Volksempfinden: onze psychische gesteldheid wordt sterk beïnvloed door het weer.
Vandaag was het guur, kil en klam, en zo voelde ik me ook, zo buiten, zo binnen, toen ik op weg ging van Nijmegen naar Amsterdam. Gewoon wat depri, wat grieperig of speelt de lever op?

Het was na de spits, dus het was niet meer dan gewoon druk op de snelwegen.
Op de radio werd de Nederlandse astronaut in spe Kuipers geïnterviewd over een door TNO ontwikkeld vest dat de astronauten in hun ruimtecapsule bij ontstentenis van de zwaartekracht meer oriëntatie zou kunnen geven over wat beneden en wat boven is; de reporter trok het voor de mikrofoon aan en er moesten heel wat draadjes worden aangesloten, een lastig karweitje voor Kuipers later in de ruimte.

Na ruim een uur doemde aan een van de invalswegen het Hoofdstedelijk Ziekenhuis op. Het grijze complex oogt langzamerhand wat bedaagd, te beginnen met de parkeerplaats buiten die er wat sjofel bijligt, maar me nog wel net een gaatje biedt voor mijn inmiddels ook wat bedaagde Volvo.
Als je gebouwen met vrouwen mag vergelijken, vooruit maar, het ziekenhuis is een vrouw van midden veertig, rijp met aardig wat rimpels, maar nog niet versleten.

Ingang Poliklinieken.
Mijn eerste stap is een gang naar het toilet, meteen linksaf.
"nou ja, het is niet anders, je moet ermee leven", klinkt mij op die tocht tegemoet vanuit een groepje dikke vrouwen van Surinaamse afkomst, met elkaar in gesprek in de wachtruimte dietetiek, die ik passeer op weg naar de toiletten.
Daar komt net de Marokkaans-Nederlandse schoonmaker uit met zijn wagentje met mop en emmer. Binnen in het toilet hangt een uurwerk-wijzerplaat met bovenschrift: "deze toiletten zijn het laatst schoongemaakt om:" de wijzerplaat wijst half twee aan.

Op weg naar de afdeling leverziekten lijkt het opeens of de wereld uit twee soorten mensen bestaat, de ene helft verzorgenden achter balies, achter karretjes of in witte jassen en de andere helft het talrijke zorgzoekende volk, dat er een stuk slechter dan het verzorgende gedeelte lijkt uit te zien, wat geler, uitgezakter, zorgelijker, onverzorgder, kortom zieker.

Op de administratie van de afdeling leverziekten verwelkomt mij een montere negerin van zo'n jaar of dertig met een frivole muts op. Ze controleert mijn gegevens en verbetert mijn voornaam op de computer, oei dat gaat niet makkelijk.

Dan is het wachten geblazen op de gang, een half uur dat ik deels doorbreng met ontspannen met ogen dicht zitten, u mag het meditatie noemen, en deels met ontspannen bekijken wat er zoal mij passeert: een vermoedelijk Turks-Nederlands stel met twee beteuterde kinderen, een oud stel, vrouw achter de rollator, man met zorgelijk gegroefd gezicht en weekendtas in de hand, een kale en bebrilde dertiger die steeds met papieren uit een administratief lokaal komt en even later weer daarin terugkeert, en zo meer.

Mijnheer Cassuto!,
mijn beurt bij de hepatologe, dokter W.
Ik wordt in haar kamer genodigd en kom, weer langs de montere negerin, in een piepklein hokje zonder ramen.

Het is er warm. Midden in die immense hectarengrote bijenkorf van ziekte en heling, van hoop en noodlot zitten wij in die hellichte, raamloze cel bij elkaar en buigen wij ons over mijn corpus delicti, de lever.

Ondanks een grondige jaarlange kuur met zware medicijnen bewoont nog steeds het virus zijn favoriete woonplaats. Maar dokter W. straalt mogelijkheid uit, schetst enig licht aan de horizon, een tweede kuur op mijn maat gesneden kan toch zin hebben.
De muren van het hokje vallen even weg en een ruim perspectief wordt zichtbaar, een pad met afzien, dat wel, want de medicijnen moeten dan weer een jaarlang worden ingenomen en ze hebben nogal wat bijverschijnselen.
OK, maar al met al ben ik toch op weg naar de tachtig!
Afspraken worden gemaakt.

En ik snel weer de wegen naar Nijmegen af, net voor de spits, dus het is niet meer dan gewoon erg druk..
Op de radio wordt heftig gediscussieerd over politiek, heeft D66 nog recht van bestaan? Hebben ze wel gelijk met aan het kabinet mee te doen? Natuurlijk, vinden D66-ers Boris van den Ham en Gerrit Jan Wolfensperger, alleen hoe breng je aan de kiezer over, dat D66 wel degelijk resultaten boekt en niet alleen een bijwagen is van Jan Peter Balkenende.

zie ook mijn hepc-dagboek/ see also my hepc diary

The brain and the gangsters

some thought about remembering and forgetting

"Dutch trains are white" ; experience indicates this is nonsense, most of them are yellow.
"Dutch trains are sour"; this is linguistic nonsense.
Experiments at the Nymegen university reveal that - contrary to prior hypothesis - these different kind of judgments are made in the same cervical area, the prefrontal cortex.

Reading this brought me to an experience of my own: an experience which enables me to guess something about the location of a linguistic brain function.
During my whole life I kept an interest in language and languages, how they are structured, how words have developed phonologically and in semiotic respect. I have never become a specialist or an expert in this matter but in a corner of my brain I am often busy thinking about words and their history. So I was struck by the following experience.

I know a tiny little bit of Russian and an bit of Hebrew, languages I came upon later in life.
Often I am as it were rehearsing my word knowledge in these two languages.
And often when - in this linguistic brain corner, subdivision dictionary - I am looking for a Russian word, there pops up a Hebrew word and the other way around. For example looking for "red" in Russian, there pops up "adom", which is red in Hebrew. Or the reverse, looking for "red" in Hebrew, there pops up "krasny", red in Russian.
Secondary reaction in the linguistic division: this is wrong, and the wrong is repaired almost immediately.

But - now the linguistic theory subdivision in my linguistic brain corner starts functioning and concludes: the brain location of my knowledge of the Russian language is
right next to the location of the Hebrew language, maybe they overlap a little.
There is interference between them, no doubt a cervical measurement would demonstrate electric currents crossing over between the Russian and the Hebrew area; the two languages use so to say the same area, as if my brain has only so much room available.

Another phenomenon, which sometimes keeps me busy is the learning of forgetting.
My standard example is based on the phenomenon that some rare event from long ago is sometimes easier remembered then a more frequent and well known fact, that is stored somewhere in the memory. And that seemingly so well known fact doesn't want to take root in memory but eludes retrieving time and again.
This is what happens to me.
Another rehearsal which I sometimes practice is remembering actor names.
I once was trying to rehearse a list of well known American movie actors.
And I couldn't remember this actor so and so, I saw his face clearly before me, and his name belongs to the class of ready knowledge.
But suddenly I remembered one of his most well known movies, a film I saw ages ago and which I never gave a thought again: Bugsy.

Of course you say immediately: Warren Beatty.
But now the curious thing.
Of course I looked up in my Movie Guide: Bugsy, Warren Beatty.
But at my the next rehearsal, maybe some days later, I had forgotten again, not the name of the film, Bugsy, but this Warren Beatty.
And this repeated again and again, despite the utilizing of mnemonic aids.
It became a kind of sports, almost the learning of forgetting this name (I also have some other names I have become used to forget). Even during the writing of this column I have difficulty in remembering.

I suppose this points to a human peculiarity: when we make a fault, or when we are confronted with a lack in our skills or knowledge, we have the tendency to remember the confrontation, the event of not knowing, rather than remembering the not known, yet learned word or skill.
This transcends a mere fear of failure; in my example I had nothing to prove to anybody (or maybe to some ideal of omniscience?). The forgetting became a more prominent event than the content of the remembering.

But the question remains: why Warren Beatty and not let's say James Stewart or Robert De Niro, Johnny Depp or Tom Hanks? Why some names and not other names I sometimes forget but after repair again remember?
Warren Beatty plays in Bugsy the Jewish gangster Benjamin "Bugsy" Siegel, great friend of other Jewish gangster Meyer Lansky. Maybe it's the repressed criminal side of my Jewish soul, isn't it, mr. Freud? Or is it a selective aging process, mr. Alzheimer?

march 20

Godsvrucht

contemplation about the Hebrew words "jirat Hashem", fear of G-d, which figure in the first blessing spoken in the morning upon waking up by practicing Jews

Als je als religieus practiserende Jood 's-ochtends wakker wordt begin je met te danken voor de terugkeer van je ziel en dan zeg je: Het begin van wijsheid is "jirat Hasjem". Het Hebreeuwse woord jira betekent vrees, eerbied en Hasjem, soms uitgesproken als Adonai, wordt meestal vertaald als Eeuwige, Altijdzijnde.

Nou ben ik wel Joods maar niet zo'n stricte practisant. Niettemin: af en toe doe ik een stapje en nu ben ik sinds kort die eerste ochtendregels aan het zeggen. Wat zeg ik dan eigenlijk?

Eigenlijk niet zo gek om als eerste daad bij het wakker worden ervoor te danken dat je weer bent opgestaan uit die kleine dood van de slaap.
Daar komt nog dit bij: in het woord Jood , Jehoedi, zit de stam "hoda" wat danken betekent, dus Jood betekent eigenlijk "God-danker".

Okee, maar dan dat "jirat Hasjem".
Daar heb ik wel moeite mee.
Uit mijn christelijk-geassimileerde jeugd komt mij de term "godsvrucht" tegemoet.
Mijn eerste associatie is die van oerlange preken van de dominee in de Betlehemkerk in Den Haag en laaiend saaie zondagmiddagen en zondagavondmaaltijden, die niet begonnen voordat mijn hervormd-protestant geworden vader ellenlange stukken uit de bijbel had voorgelezen. Godsvrucht was saai en braaf.
De vrucht van God zag ik in geen velden of wegen.

Maar later leerde ik dat dat "vrucht" in godsvrucht "vrees" betekent; het is ouderwets Nederlands en verwant met het Duitse "Furcht".
Dat maakt weer andere beelden in mij los. Ik geef toe, het zijn clichébeelden; Hollandse dorpjes en kerkjes, bezocht door stugge mannen in lakense pakken en zwartgekousde vrouwen; dominees die van de kansel dreigen met verdoemenis en hel, waar weninge is en knersinge der tanden. Geworstel met duivelse driften.
Nou zat mijn familie niet in die steil gereformeerde hoek, mijn vader was een stuk gematigder en ik zelf lag helemaal niet wakker over God en gebod.
Het woord "godvrezend" had ook nog een vage connotatie van reusachtig streng en onhaalbaar rechtschapen, niet interessant, wegwezen

Maar na meer dan een half leven religieuze onverschilligheid en de laatste tien jaar van geleidelijke teruggroei in het jodendom is het allemaal wat verschoven.
Laat ik de zaak nog eens opnieuw bekijken, dacht ik vanochtend.
Ga even met mij mee.
Vrees in de zin van angst voor straf, vergelding, dat doet krimpen, doet verkrampen, tanden op elkaar, buigen en gehoorzamen of inderdaad, wegwezen. Uit vrees verhard ik, ik sluit, verbreek de levende relatie met wat kennelijk groter en machtiger is dan ik.
Maar als ik nu niet in de angst ga zitten en ik houd het uit in die relatie met het grotere dan ik……
wat gebeurt er dan. Dan kom ik in de sfeer van geweldig ontzag, immense verwondering, de ontroering; ik voel me klein, maar niet verkrampt. Ik besef opgenomen te zijn in het peilloze, onafzienbare weidse project van het universum, en even mag ik meedoen.

Rabbi Bunam, uit Martin Bubers Chassidische vertellingen, komt in mijn gedachten.
Een momentje ben ik een van zijn leerlingen. Rabbi Bunam sprak tot hen:
"Ieder van jullie moet twee zakken hebben om naar behoefte in de ene of in de andere te kunnen tasten: in de linker ligt het woord: 'ik ben stof en as' ". Dus aan een kant ben ik een onnoemelijk klein stofje, even ingeblazen met een eindig leven, wil Bunam kennelijk zeggen.
Maar er is ook nog een rechterzak en daarin ligt het woord: "Om mijnentwille is de wereld geschapen", dus dan bedoelt Bunam iets als, speciaal voor mij spreidt zich de wereld uit! Ik ben ook het centrum van een universum, dat zichzelf via de levensvonk die ik ben wil trachten te verkennen. Die paradox, die levende spanningsboog ben ik.

Er rommelt een regel in mijn kop, uit een gedicht van Lucebert en ik zoek het op: "Schoonheid treft de mens met het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het Universum" zei deze dichter-mysticus.

"Resjiet chochma jirat Hashem" . Het is nu wel goed om dat iedere ochtend te zeggen;
daarna komen de woorden: "sechel tov lechol osehem", ofwel: goed inzicht vloeit daaruit voort.

30 mei

 

De Hollandsche Schouwburg
my visit to The "Hollandsche Schouwburg", "Dutch Theatre", theatre in Amsterdam which was used in the World War II for bringing together the Amsterdam Jews and transporting them to the death camps

Ik moest vanochtend in Amsterdam zijn, in Zuid-Oost.
In de metro, op de terugweg naar het NS-station Amstel, was het niet echt druk.
Een zwarte jongen speelde gitaar en tegelijk op zijn mondharmonica, een paar haltes en dan haalde hij de muntjes op in een verfomfaaide kartonnen ijsbeker. Ik had hem op de heenweg ook al gezien. Dat is zijn werk, de hele of halve dag een paar haltes op en neer met de metro. In alle metro's ter wereld zijn ze nu bezig, de muzikanten.

In onze wagon waren bijna alle zitplaatsen bezet.
Naast mij babbelden twee middelbare dames met elkaar.
Over de kleinkinderen, over de hogesnelheidstrein, waarvoor de baan in aanbouw is: betonnen staketsels en soms bijna affe viaducten schoten aan ons voorbij en mijn blik dwaalde af naar de glazen kantoorkolossen, monsterlijke ego-paleizen die bij de Amsterdam Arena verrezen zijn en verrijzen.
Arena betekent gewoon zand in het Spaans en in het Latijn, dacht ik en toen wist ik opeens, ik ga niet naar Nijmegen maar naar de Hollandsche Schouwburg.

Ik was nog er nog nooit geweest.
De gevel van de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage-Middenlaan is een beetje barok, een beetje neoklassiek, echt prettig frivool fin de siecle. Binnen is het sober en schoon.

Vanaf zomer 1942 werd het theater het decor voor een vreselijke werkelijkheid.

"De Hollandsche Schouwburg is een monument ter nagedachtenis aan de Nederlandse joden die in de Tweede Wereldoorlog werden vermoord.
Tussen 1892 en 1941 was deze schouwburg een belangrijk theater in de Plantagebuurt in Amsterdam. Onder de nazibezetting werd de naam veranderd in Joodsche Schouwburg, een theater voor uitsluitend joodse artiesten en joods publiek. In de zomer van 1942 vorderden de nazi's de schouwburg als verzamelplaats. Hiervandaan zijn 60.000 tot 80.000 mensen uit Amsterdam en omgeving gedeporteerd naar het doorgangskamp Westerbork. Vanaf 1962 functioneert de Hollandsche Schouwburg als monument." staat in een van de folders.

Op de parterre lees ik een paar van de 6700 familienamen op de zwart marmeren gedenkwand. Vele bekende, meer onbekende namen. Mijn eigen familienaam komt niet voor in de spelling van mijn tak.
Ik klim naar de eerste etage. Ik bekijk daar de sobere maar uitgekiende expositie die een pregnante indruk geeft van wat er allemaal onder de Duitsers in Joods Amsterdam gebeurd is.

Nog een etage hoger hoor ik rumoer en ik ga naar boven. Daar zie ik een lokaal vol met jongens en meisjes van zo'n jaar of twaalf, een begeleidster is druk met ze aan de praat, zonder twijfel met educatief oogmerk.
Ik kijk eens goed door de glazen deur.
Hee, die educatieve medewerkster, dat is M...
De les is voorbij, de deur gaat open en inderdaad, het is M., een goede vriendin, wat leuk.
Ik ga met haar en de klas, die ze begeleidt, naar de binnenplaats, de vroegere theaterzaal, nu gedenkplek.

De jongens en meiden - gewoon gezond rumoerig maar niet lawaaiig - gaan zitten op de stenen banken op de binnenplaats en een paar lezen, staande voor de groep, de gedachten voor, die ze eerder in het kader van de discussie en de opdrachten op kaartjes hebben neergepend.
Dan bevestigen ze hun kaarten aan een tulp van hout en die hangen ze aan haken die speciaal daarvoor op de zijwanden van de binnenplaats zijn gemaakt.

De kaartjes van een vorige groep hangen er ook nog en de zijwanden zijn nu bezaaid met getulpte jeugdige overdenksels. Ik lees er een paar.
Wat er staat, ik moet zeggen, de meesten zijn eenvoudig en natuurlijk vaak naief, maar uit het hart, en soms voel je hoe ze met al die informatie hebben geworsteld. Ik heb er twee overgeschreven:
"Ik vind het heel oneerlijk voor de joden. It 's not fair. Een rebel van de Rehobotschool"
"antwoord op vraag 3: een raar gevoel, want tientallen jaren geleden zaten hier gewoon honderden joden opgesloten. En vele jaren daarna zitten wij hier gewoon te zitten. Bob."
(en dan staat er een emotikon getekend met omlaaggetrokken mondhoeken en een groot vraagteken).
Hoe kan ik het beter verwoorden?

De ochtendles is afgelopen. Praatje met de receptionist achter de balie, een werkstudent, die aan zijn scriptie over Ajax werkt. Hij heeft een briljant idee: een expositie in het Joods Historisch Museum over de geschiedenis van Ajax; dat wordt een publiekstrekker en het is nog interessant ook. Ik vind het ook een geweldig idee.

13 mei 2004

 

Het koor en de bejaarden

Ik zit in een koor, Hatikwa, het Nijmeegse koor met Joods repertoir.
Het koor trad woensdagavond 12 mei op in Huize Nijevelt.
De avond was georganiseerd door het Genootschap Nederland-Israel afdeling Nijmegen, zo bleek mij uit het inleidend woord van wat wel de voorzitter van de afdeling moest zijn.

Huize Nijevelt is een omvangrijk bejaardenoord in Nijmegen.
De zaal was dan ook gevuld met een grote meerderheid aan bejaarden, hoogbejaarden en grijsgehaarden. Vele eeuwen bij elkaar vergaderd.
Vanaf het podium kijk ik en met mij de andere koorleden uit over een zee aan witgrijze hoofden.

Ik moet denken aan een ander optreden voor ouden van dagen.
Dat was in 1997 in Israël.
Ook in een bejaardentehuis, in Petach Tikwa, de poort van de hoop.
Het bejaardentehuis heette Beth Juliana, het Julianahuis, speciaal voor Israëlische bejaarden van Hollandse origine.
We speelden een tragikomische eenakter over een typisch Joodse moeder en haar tweede-generatie-zoon; of we - Niko, die nu vlak bij mij staat in het koor, speelde de zoon, reed ons Chevrolet busje; onze vriendin Renee had de contacten gelegd, speelde de moeder; Nico en Renee hadden het stuk samen geschreven. En ik had het stuk grotendeels geregisseerd en was nu op onze toernee door Israel kwartiermaker, mental coach en roadie.
Maar goed, dat was zo'n moment dat bij je blijft: die zaal vol oude Joodse bejaarden in de zaal, die massa getekende gezichten voor ons en al die stuk voor stuk bijzondere verhalen die in die zaal van Beth Juliana boven hun hoofden hingen.

Weer terug naar nu.
We zingen ons repertoire, het gaat vooral in het begin wat wankelig, maar we redden ons er weer goed doorheen. Kleine ontsporingen vinden plaats, waaronder ikzelf, o schande, ik zet te vroeg in bij Jeroesjalajiem sjel zahav, ik krijg onmiddellijk een por van Nico.
Nico heeft al weken last van zijn stem en vreesde voor zijn solo, Oj dortn.
Maar het gaat best goed (eerlijk is eerlijk, mocht zijn stem hem echt in de steek hebben gelaten, dan zou ik het graag gezongen hebben).

De andere solisten doen het ook goed met speciale vermelding van M.C. die Gewer holech le-iboed een klinkende vertolking geeft.
En dan, als slot, is Jeruzalem weer van goud en laten we een dankbare zaal achter.
Klezmergroep Freylech wisselt ons twee keer af.

En tegelijk is deze avond ook de opening van een foto expositie
In de hal gangen een aantal schitterende foto's gemaakt door Zvika Zelikovitch in Tel Aviv en Jafo. Ik wandel na afloop van ons concert er nog langs. Herinneringen aan Tel Aviv komen op. Vooral die schitterende huizen uit de twintiger en dertiger jaren in de Bauhausstijl.
Een vreemd soort heimwee naar het Tel Aviv uit de twintiger jaren komt op, in de romantische helft van mijn mind is het een soort paradijselijke pionierstijd, waar ik graag bij had willen zijn.

 

12 mei

De herdenking

Het is 4 mei.
In Nijmegen wordt de Tweede wereldoorlog herdacht bij het oorlogsmonument op het Trajanusplein, normaal een druk verkeersplein, vlak na de brug over de Waal, als je tenminste uit het noorden, uit Arnhem komt.

Op weg ernaartoe kom ik langs het oude stadhuis, of oud, het stamt uit de zestiende eeuw, maar is na de oorlog uit het puin helemaal opnieuw gereconstrueerd.
Voor het eerst in de dertig jaar dat ik in Nijmegen woon zie ik in het stadhuis een poortje. Dat leidt naar de "Gedeputeerdenplaats" zie ik. In het poortje is een plaquette ingemetseld met zo'n 30 namen. Het zijn Nijmeegse gevallenen in de politionele acties, die hiermee herdacht worden.

Als ik op het Trajanusplein aankom staan er al veel mensen.
Ik kies een plekje waar ik nog net het militair orkest kan zien.
Het koper van de instrumenten glanst glimmend geel, maar niet hel, want het is guur weer en de wolken in laag hangende grijze hemel houden nog net hun water in.
De kelken van de twee bombardons steken opvallend boven het andere koper uit.
De band speelt trage melodieën, waaronder opvalt Eric Claptons In heaven.

Met moeite zie ik tussen de hoofden door de vlaggen halfstok wapperen in de af en toe aantrekkende wind. Ik geloof dat het er vier zijn. De Amerikaanse, de Engelse en de Canadese. De vlaggen van de bevrijders. En ook de Nederlandse is er natuurlijk bij.
Ze staan om het monument heen, een bronzen sculptuur van een soldaat die in heroïsche houding met een vaandel in de knuisten voort rent.
Maar hee, wat is dat nou? HIJ RENT DE VERKEERDE KANT UIT!

Hij rent van de Waal af, naar het zuiden, terwijl de geallieerden natuurlijk oprukten uit net zuiden naar de Waal toe en erover, naar het noorden. Wat zou er nou logischer zijn dan deze bronzen held ook naar de Waal toe te laten rennen ….

Steeds meer mensen zijn toegestroomd, als vogels naar een plek waar voedsel is gevonden.
Het anders zo drukke verkeersplein staat nu helemaal vol.
De stoplichten blijven wel dwaas hun werk doordoen, rood, groen, oranje, rood, groen, oranje, rood…
Het begint nu lichtjes te motregenen.
Als grote bloemen gaan hier en daar, steeds meer, paraplu's open, donkergrijze, donkerblauwe, maar ook een paar kleurige, roodwitte, blauwwitte en een heeft speels de kleuren van een lieveheerbeest en inderdaad ook voelhorens.

De band houdt op.
De Last Post.
Stilte.
Of stilte, wat er niet stil is valt nu juist op.
Er komt een motor over de Waalbrug aan, politie, even later gevolgd door een gele ambulance. Ze rijden de Oranjesingel op naar het Ziekenhuis, De sirene wordt aangezet.
Wie zou daar in liggen, welk verhaal rijdt daar langs ons.
Een vliegtuig ronkt, onzichtbaar boven de dikke grijze wolkenhemel.
Een windvlaag en het gewapper van de vlaggen klinkt even op.
Dan zijn de twee minuten voorbij.
Ik zet mijn keppel die ik twee minuten op had weer af.

Achter mij op het fietspad komen opeens vijf wielrenners in hun kleurige maillots langs.
Zouden die net ook afgestapt zijn en stil geweest, vraag ik mij af.
Intussen klinken door de luidspreker de namen van de bloemenkransenleggers.
Het is begonnen met de burgemeester.
Toen kwam de Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen, toen het Homo-, Lesbo- en Bi-netwerk, toen allerlei oud-strijders- en veteranenverenigingen, allerlei comités, waaronder opvallend veel allochtone adviesorganen en toen nog veel meer van alles.

Dan het Wilhelmus.
Ik had besloten het vaderlandslievend zachtjes mee te zingen, maar het past mij niet.
Ben ik van Duytschen bloed? Ben ik een prince van Orangien? Heb ik de koning van Hispanje altijd geeerd? Kom nou. Trouwens niemand om mij heen zingt mee.

Tijd om naar de Stevenskerk te gaan, waar het Requiem van Wolfgang Amadeus Mozart zal worden uitgevoerd.
Als ik mij daarheen spoed en nog even omkijk valt me opeens het beeld van keizer Trajanus op. Die staat wat hoger en heeft onbewogen over de massa en zijn oude rijksgrens heengekeken.

4 mei 2004

 

Rome

an impression of the eternal city

It's the beginning of april.
A smooth rain is falling on the streets and the majestic facades of Rome.
Now and then a scarce sun ray peeps through but more then once the drizzle gives away to a genuine shower. Our visit to the Eternal City gradually transformed in a survival trip.
Donned with rain jacks we roam the always crowded streets, manoeuvring between the endless flow of cars, busses and scooters to cross over.

More than once we had to press ourselves around peak hours into overcrowded busses and subway cars, where we had to stand half choking between silent Romans from work on their way home and used to this kind of suffering.

But fortunately there were the refuges of the churches and the museums.
Churches on almost every street corner cover Rome.
Spacey centres of silence, almost all sumptuously decorated with sculptures, paintings, elaborate wainscots and gilded ornaments.
Innumerable Mary's have looked at us or to heaven or to the pale naked body of Christ hung on the cross or stretched out on her lap.
Churches, papal palaces, paintings, sculptures often of immense beauty witness the still omnipresent power of the Roman Catholic church.
On the rich marble steps though there were some dark contrasts, beggars sitting or lying down and all begging in the same tone and with the same words to spare a few coins for something to eat.

Everywhere the city is specked with remnants of a more ancient and pagan past. Suddenly amidst a quarter or in a park a piece of an aqueduct emerges, standing on itself or integrated in other structures.
The Roman past culminates in the remnants of the forums, an area of largely a miserable collection of stones and pillars, more appealing to the lover of romantic gardens than giving an impression of former imperial greatness.
Only the colosseum still rises high as an eternal memorial of unlimited human cruelty.

Also unlimited is the richness of the Church as displayed in the Vatican museum.
In the large entrance hall the ever in pouring masses are managed effectively and then a journey begins through the abundantly decorated corridors and rooms of the museum. Kilometres of an immense quantity of treasures of antiquity and later we pass. Innumerable specimens of utmost artistic and artisan skill are laid out for the endless stream of visitors of which we are a part.
We knew the Church was rich but seeing these treasures in such luxurious surroundings gives a undeniable materialization of this notion.

Finally, the Sistine chapel!
In the narrow winding entrance passage way a loudspeaker voice summoned us not to take pictures, not to film and to be silent, in Italian, English, French, German, Spanish, Russian and one or two other languages.
Then we stood in the chapel.
Every square meter was occupied. The crowd covered every inch of the floor, of course a large part gazing at the colourful paintings by Botticelli and Perugino of episodes in the history of the Jews and in the life of Jesus and above all gazing up to the masterful frescoes by Michelangelo at the vault.

A weird atmosphere hung in the room.
The whispering and the covered babble of the spectators was like the murmur of a nearby brook and when the murmur increased to almost talking level a shrill metallic loudspeaker voice again summoned us to be silent in Italian, English, French, German, Spanish, Russian and one or two other languages. A uniformed museum official walked among us and severely ordered persons who were sitting down on a step to rise.

A kind of surreal dimmed light hung in the room and made us part of the huge Last Judgment happening on the wall.
Still the Eternal One was floating above us and in a supreme act of will creating the heavenly bodies and reaching his life giving finger to a yearning Adam, but mightier an emperor-like Jesus looked judgingly down on us, who seemed more on the level of the passengers of Charon than predestined for a jubilant rising to heaven.
Nevermore we were permitted to leave this room. A little while and the hour of truth would come. Patiently murmuring we awaited our mortal fate.

april 23

more pictures of Italian holiday
on Minke's picture page


 

The Robe

The Cinemascope movie about the Roman crucifier of Jesus revisited
For a full translation go to my other website Caslog and click here

Opeens kwam het weer terug: in 1953 heb ik de film "The Robe" gezien. Hij ging over de Romeinse officier die tijdens de kruisiging van Jezus diens onderkleed met dobbelen had gewonnen.
Ik herinnerde mij vrijwel niets meer van de film, maar het moet een geweldige gebeurtenis zijn geweest.
Sowieso was voor mijn familie naar de film gaan al een zeer bijzonder uitje in die tijd.
Maar dit was de eerste Cinemascope film!

Een onvoorstelbaar breed doek was nu het speelveld van de heldendaden van Richard Burton en Jean Simmons, die namen kwamen wel meteen in mijn herinnering op.
Er staat mij zoiets bij, dat ik er met mijn opa naar toe ben geweest, die lieve oude heer, die braaf met de naoorlogse kerstening van zijn kinderen was meegegaan.
En het moet in die illustere Haagse bioscoop Asta aan het Spui zijn geweest, dat ik het epos heb gezien. (Of was het toch Passage, daar vlakbij aan de Hofweg?).

Hoe kwam ik op "The Robe"?

In zijn dikke boek "Constantines Sword" beschrijft James Carroll zijn speurtocht naar de bronnen van 2000 jaar Christelijk antisemitisme. Een kort hoofdstukje wijdt hij aan Jezus' naadloze onderkleed, om hetwelk de soldaten die de kruisiging voltrokken volgens de evangelist Johannes hadden gedobbeld.
Tot mijn verbazing bestaat het kleed nog steeds. Volgens de legende - zo lees ik bij James Carroll - heeft de moeder van keizer Constantijn, Helena, het kledingstuk in de vierde eeuw van de gebruikelijke jaartelling in Jeruzalem ontdekt in het kader van de opkomende relikwieënrage. Zij heeft het overgebracht naar Trier, waar het als relikwie wordt bewaard in de kathedraal en bij uitzonderlijke gelegenheden als rituele dank wordt getoond, wat o.a. het geval was in 1933….

Maar goed, Lloyd C. Douglas heeft zijn eigen verhaal erbij gemaakt en Henry Koster heeft het verfilmd.
En ik heb de film uit de videotheek gehaald en nog eens bekeken.

Ja, daar kwam het allemaal weer voorbij, de lotgevallen van de Romeinse officier Marcellus die het kleed bij het dobbelen onder het kruis had gewonnen en hoe langer hoe meer gekweld door dit bezit op zoek gaat naar Jezus' volgelingen.
Zijn slaaf Demetrius heeft zich daar al meteen bijgeschaard.
Uiteraard wordt ook Marcellus gaande het verhaal bekeerd.
De schone Diana (was dat nou wel een gangbare Romeinse vrouwennaam? ik geloof het niet) laat hem daarbij niet in de steek.
Als hij door de gemene Caligula de dood wordt ingedreven wandelen Marcellus/Richard en Diana/Jean onder een aanzwellend angeliek halleluja hun lot tegemoet.

Het verbaast me hoe gedateerd de film is.
Het verhaal met zijn karakters is een opstapeling van clichés.
Het spel is houterig en oppervlakkig.
De verfilming is opvallend statisch, veel lange totaalshots, wat mediums en weinig close ups, een passieve camera. Wat er nu vaak teveel is, amechtige shotwisselingen, intimiderende close ups, is hier wel wat te weinig.
Vreemd ook het grote aantal beschilderde decors. Dit alles maakt dat de film de indruk wekt van een geregistreerde toneeluitvoering.

Maar wat me het meest interesseerde was: wat is het beeld over Christendom en Jodendom dat uit de film spreekt.
En inderdaad, ik denk dat de film een getrouwe afspiegeling is van de belevingswereld van de middenklasse blanke christelijke amerikaan anno 1950 (en misschien ook wel anno nu).
Er komt een enkele antisemitisch gestereotypeerde Jood in voor, zoals de wijnhandelaar die aan de officier Marcellus in Jeruzalem een inferieur partijtje wijn probeert te slijten, een geldgierige, handige oplichter.
Maar dat overheerst de film niet.
De joodsheid van Jezus en zijn wereld ligt eenvoudigweg buiten het bewustzijn van de makers en wordt verder niet aangeraakt.

Het contrast waarop de film drijft zijn de lieve, vredige christenen versus de brute Romeinen.
Marcellus treft op zijn queeste een gemeenschap allereerste christenen aan in Galilea.
Die eerste Christenen, Joodse inwoners van het dorp Kana, hebben niets Joods.
Het zijn in oosterse lappen gehulde Amerikanen, die leven in een rustige stille euforie.
Het zijn christenen met een christendom, zoals de ouders van die middenklasse Amerikanen graag zouden willen, dat hun brave kinderen het zouden opvatten. Het is eigenlijk een E.O film voor de jeugd.
Als Marcellus een van zijn ezels schenkt aan het zoontje van een van de gemeenteleden, geeft dit jongetje die ezel meteen aan een gehandicapt dorpsgenootje.
Het is een ideaal clubje, dat helemaal niet meer aan zichzelf denkt, maar in opperste blijmoedigheid alles voor een ander over heeft.

In schril contrast staan daarmee de ruwe Romeinen, belichaamd in de boerse wreedheid van de adjudant van Marcellus en in zijn perverse vorm in de slechterik keizer Caligula.

De figuur van Jezus blijft eigenlijk in het midden.
Hij is een magische toverstaf, die de zwarte ziel omtovert tot een witte, al gaat dat bij Marcellus wel met wat psychotische aanvallen gepaard.
De kwelling van Marcellus is vooral dat hij heeft geholpen zo'n goed mens als Jezus te hebben om te brengen.

De kruisiging is overigens heel terughoudend in beeld gebracht.
Het accent ligt niet op het lijden van Jezus voor de zonden der wereld.
Jezus is de zoon van God en wil een wereld zonder slavernij, zonder wreedheid, maar van gerechtigheid en naastenliefde, zegt Marcellus met shakespeariaanse dictie in zijn slotproces tegen de verkromde, slangachtige Caligula..

Gerechtigheid en naastenliefde, wat kan je daar nou tegen hebben, niets. Maar het simplistische zwart-wit van de film verdooft ons voor de impact van deze begrippen.
Het is een wat naïeve spektakelfilm met een simpele ethische saus.
Als twaalfjarige zal ik hem prachtig hebben gevonden, want ik hield van Romeinen met hun glanzende helmen en kurassen en Jean Simmons vond ik vreselijk lief en beeldschoon.

april 1 2004

 

wil je regelmatig een nieuwe column opgestuurd krijgen
klik dan op  ››


columns p. 3

columns p.1
column p. 1a
columns p. 2a
columns p.2
column p.4


De Grote Sjabbat

nog even volhouden


de hemel boven Auschwitz


in de fitness


koorrepetitie


kraakhelder


the Wall/Fence

(english)

IJszee en woestijn


levertijd


the brain and the gangsters
(english)

Godsvrucht

De Hollandsche Schouwburg


Het koor en de bejaarden


De herdenking


Rome
(english)

De film "The Robe"


naar de Engelse columns